Voor Memoires van een luipaard baseerde Peter Verhelst zich op de mythe van Orpheus. Zonder zich daarom te laten leiden door de bekende loop van het verhaal. Hij creëert een eigen mythe, in een taal die 'lichamelijk, tegendraads, erotisch is. Vol illusies en betovering. Even bruut als teder. Maar vooral: volstrekt origineel.'
,,De mythen van de Oude Grieken staan in je genen getekend.'' Dat stond te lezen in Tongkat, het verhalenbordeel dat Peter Verhelst twee jaar geleden in één daverende klap een groot publiek bezorgde. Wat waar is voor de aangesproken persoon in die regel, is zeker waar voor de schrijver. In al het werk van Verhelst resoneert de klassieke mythologie. In de roman De kleurenvanger klinken echo's van het verhaal van Zeus en Europa, in Tongkat van de mythe van Prometheus, en in Aars! en de sprookjes in Zwellend Fruit van de Oresteia. Ook in Memoires van een luipaard, zijn nieuwe novelle, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. In het motto wijst Verhelst ons onmiddellijk de weg. Nog voor we een letter hebben gelezen staan daar, keurig onder elkaar, een titel en een naam:
Orfeo ed Eurydice
Christoph Willibald von Gluck.
De mythe van Orpheus heeft van alle mythen misschien wel de meeste aantrekkingskracht op schrijvers uitgeoefend. Daaraan zal niet vreemd zijn dat Orpheus zelf een weergaloos kunstenaar was. Volgens Ovidius' Metamorphosen bracht hij met het spel van zijn lier de dieren tot zwijgen en verzette letterlijk bomen en bergen. Toen zijn geliefde Eurydice aan een slangenbeet was gestorven, daalde Orpheus af naar de onderwereld om haar terug te voeren naar het land der levenden. Zijn klaagzang deed de bloedeloze schimmen van ontroering snikken, en Orpheus kreeg haar mee. Op één voorwaarde. Pas als hij helemaal boven was gekomen van zijn tocht naar het licht mocht hij omkijken. Maar vlak voor hij daar was aangekomen, hield Orpheus het niet meer. Hij keek om. En zag Eurydice voorgoed terugglijden in de diepte.
Tenminste, zo luidt de bekendste variant. Wat de opera van Gluck nu juist doet verschillen van de meeste andere versies van de mythe is het happy end. Waar moderne schrijvers wel hebben gesuggereerd dat Orpheus omkeek om zich Eurydice altijd als ideaal te kunnen blijven herinneren -- wat is mooier als muze dan een gestorven geliefde? daar schonk Gluck, geheel volgens de wetten van zijn tijd, Eurydice terug aan Orpheus. En ze leefden nog lang en gelukkig.
Nu is Peter Verhelst er de schrijver niet naar om zich uitsluitend te richten op de plot. Hoewel hij in Memoires van een luipaard talloze elementen uit de mythe over elkaar heen laat tuimelen, laat hij zich niet leiden door de bekende loop van het verhaal. Zoals Marnix Gijsen, bijvoorbeeld, in Klaaglied om Agnes . Nee, wat hij doet is veel gewaagder. Verhelst creëert zijn eigen mythe. Zijn novelle is niet te begrijpen met louter logica, maar vooral door een beroep te doen op irrationaliteit, sensitiviteit en gevoel. Als je dat doet, als je je onvoorwaardelijk overgeeft, dan biedt het lezen van Memoires van een luipaard -- ik zal het maar meteen zeggen -- een fantastische en tintelende ervaring.
Leest u maar eens de eerste regels, en u begrijpt wat ik bedoel: ,,Het is een van die nachten waarop de lucht even zacht is als de buik van een kat. Je buigt je voorover en je legt de vingertoppen op die woorden. Van links naar rechts. Traag blijf je die zin strelen tot de pels begint te knetteren.'' Na dit aaibare begin doemt direct een dreigende, apocalyptische sfeer op. Mythen zouden onder andere zijn ontstaan om het weer te bezweren, en nog altijd laat Verhelst de temperatuur de stemming weerspiegelen. Heerste in het openingsverhaal van Tongkat een ijzige, krakende koude, gedurende de intense geschiedenis van de twee geliefden in Memoires van een luipaard is het verstikkend heet. ,,Het verdorrende gras prikt als ijzervijlsel in je voeten.''
In de hitte slaat de liefde vurig en verzengend toe. Een jonge kunstenaar ontmoet een vrouw met het lichaam ,,waar ik al vanaf mijn geboorte had gedroomd''. De geliefden herkennen zich niet alleen in elkaar, maar hebben de onweerstaanbare behoefte te versmelten. Letterlijk. Samen één te zijn. Verhelst laat de perspectieven verschuiven, wisselt soms zelfs binnen de zin van 'ik' naar 'jij', en beschrijft de versmelting beeldend, hevig, lichamelijk: ,,Overeind aan de andere kant van de spiegel. Terwijl ik voel hoe haar voeten in die van mij plaatsnemen. Haar vingers in mijn handen. Hoe zij haar lichaam tegen mijn strakgespannen huid heen en weer wiegt. Vingertoppen. Een tong. Knieën. Borsten. Haar blos die zich in vlekken in mijn hals verspreidt.''
Niet voor niets citeer ik hier een passage met een spiegel. De novelle blikkert ervan. Een spiegel is een symbool voor de oneindigheid, een onzichtbare grens die nimmer kan worden doorbroken, zoals de wijkende horizon. Of de dood. (,,De strenge grenzen van den dood / zijn overschreden zonder licht,'' dichtte Gerrit Achterberg in ,,Orpheus''. En: ,,Ik buig het dode uit elkaar / en dieper gaat mijn wezen in / de verre staar, de bleke kim.'') Bovendien houdt een spiegel de suggestie van verdubbeling in stand. De een ís de ander. Wat de vraag doet rijzen: bestaat de geliefde wel echt? Of is zij een schim van de verbeelding?
Bovendien is van alle zintuigelijke sensaties die Memoires van een luipaard je bezorgen het kijken wel de belangrijkste en niet alleen vanwege het omkijken van Orpheus. De ik-figuur loopt met zijn ,,kist'' (een schilderkist? Een doodskist?) door de stad, neemt gezichten in zich op. Hij kan verbluffend tekenen. ,,Naar levend model'' tekent hij keer op keer háár gezicht. ,,De perfectie van de herhaling.'' Verhelst zou Verhelst niet zijn als het kijken niet alleen erotische of mooie beelden opleverde -- zo laat de zon die door het bladerdak van een boom schijnt ,,een beweeglijk luipaardvel'' na op de geliefden in het gras -- maar ook de verbeelding in gang zet. ,,Wat je ziet, is wat je ogen ervan maken.''
Uiteindelijk gaat de betovering tussen de geliefden barstjes vertonen. ,,Ik herinner me niet wie het eerst de handen van de ander wegnam,'' staat er. ,,Ik herinner me alleen dat het gebeurde en dat alles vloeibaar leek te worden en dooraderd. Dat ik in het begin dacht: dat kan niet, tot ze die woorden met een haal van haar tong van mijn lippen wegnam en dat ik nadien niets meer dacht.'' Beiden raken verteerd door jaloezie (ook in sommige versies van de Orpheus-mythe speelt die een rol: Eurydice zou zijn begeerd door Aristaeus, door hem zijn achternagezeten, en daarna op een slang hebben getrapt), vermoeden een ander. Toch belooft zij onomwonden: ,,Ik laat je nooit alleen.''
Haar belofte redt haar niet. Hij brengt haar om zodat hij haar voor altijd kan behouden. Op een avond, als zij slaapt, wordt een potlood als een mes op haar gezicht gezet. ,,Ik sluit mijn ogen en laat mijn hand het werk doen. Het klinkt als het gekras van potlood over papier. Het heeft nauwelijks enkele minuten geduurd.'' De liefde en de dood zijn een geheimzinnig verbond aangegaan. Is dit een moord? Het zou kunnen. Wraak voor het roven van het hart. (Dat Verhelst nu juist niet figuurlijk, maar letterlijk voorstelde: ,,Die eeuwige seconde waarop ze koos. Waarop die rechterhand in mijn borstholte wegzonk, het hart uitrukte en dat even, als een rode, rubber bal op de palm liet rollen. Ik kon niet bewegen.'') Of wordt zij hier naar het evenbeeld van de 'ik' gevormd?
Ik zou het eerlijk gezegd niet zeker weten. Het heeft er alle schijn van dat de gebeurtenissen -- alleen zo'n woord al schiet tekort -- zich in een droom hebben afgespeeld. In elk geval wordt een vrouw op de laatste bladzijde wakker. Verbaasd, maar met een sterk gevoel van verbondenheid met een mythische Ander.
Zo zou Gluck zijn schaduw vooruitwerpen. Toch heeft deze novelle, in tegenstelling tot Glucks laatste tournure, niets zoetsappigs. Memoires van een luipaard geeft juist een krachtig beeld van de liefde. Uitdagender en dubbelzinniger, vooral. De taal van Verhelst is lichamelijk, tegendraads, erotisch. Vol illusies en betovering. Even bruut als teder. Maar vooral: volstrekt origineel. ,,Ik heb mensen vreemde dingen horen vertellen en nog vreemdere dingen horen verzwijgen, als ze het over de liefde hebben,'' zegt de ik-figuur ergens. ,,Meestal houd ik mijn mond.''
Wat een geluk dat Peter Verhelst dat niet heeft gedaan.
Masquer le texte