In Luanda (Angola) storten flatgebouwen in, het een na het andere, maar er vallen geen doden. Van de onderzoeken naar de oorzaak hoort niemand ooit de uitslag. Het puin wordt niet geruimd, voor de slachtoffers is geen hulp. Zo blijkt hoe corrupt het land is: de machtigen vergaren rijkdom, de armen verpauperen steeds meer. Tegen die achtergrond beschrijft de auteur het echtpaar Joao en (‘Haaibaai’) Carmina. Zij is fanatiek lid van De Partij, werkt zich met ellebogen naar de top, verguist kapitalisme en Amerika, maar verrijkt zich met clandestiene wapenhandel. Hij is verslaafd aan computergames over Romeinse generaals die tegen de wereld vechten. Dan is er het meisje Kassandra. Zij hoort lieflijke zang in het groene meer dat is ontstaan onder de ingestorte flats, en zich een weg zoekt naar de zee. Zij ontdekt dat het lied afkomstig is van Kiandra, de watergeest, die door de bouwers was opgesloten onder de flats, en zich nu naar haar vrijheid werkt. Dit moderne sprookje, bescheiden in omvang, is een literair juweel van een getalenteerd Angolees schrijver (1941). Voor liefhebbers van Afrikaanse literatuur, historici, studenten politicologie, journalisten en ontwikkelingswerkers. Normale druk. Masquer le texte