Roman. Jesús Carrasco debuteerde met een internationale bestseller. In zijn tweede boek zitten de goede bedoelingen de literatuur in de weg.
Als een debutant een bestseller scoort, dan is dat niet per se een goede zaak. Vier jaar geleden verscheen Jesús Carrasco als een komeet aan het literaire firmament. De vlucht, een snoeihard realistisch verhaal in een verrassend zintuiglijke, poëtische taal, werd een internationale kaskraker. Zo'n eclatante entree schept uiteraard hooggespannen verwachtingen, maar de schrijver hield de beide benen stevig op de grond. Letterlijk, want de verbondenheid van de mens met de aarde, daar is het Carrasco in tweede roman om te doen. De grond onder onze voeten verscheen vorig jaar in Spanje en is nu in het Nederlands vertaald.
Vluchtelingen gaan de auteur zeer ter harte. In zijn debuutroman was een jongen op de loop voor een of ander gevaar. In dit boek is de voortvluchtige een oude zwerver. Allebei ontmoeten ze een goede ziel die zich over hen ontfermt. Niets is zo belangrijk als de banden die een mens verankeren op de plek waar hij geboren is, vindt Carrasco, en dus situeert hij zijn roman in het dorre landschap van zijn eigen geboortestreek, Extremadura.
Om het belang van die verbondenheid forser aan te zetten pakt de auteur het personage alles af wat een mens maar enigszins overeind houdt en slaat hij de vaste grond onder zijn voeten weg. En passant geeft hij Spanje een politieke make-over, waarbij verschillende historische lagen vrolijk door elkaar worden geschoffeld: de Tweede Wereldoorlog en de kolonisatie van Afrika in de negentiende eeuw, maar ook de Spaanse burgeroorlog komt even om het hoekje kijken. In de zomer van 1936 werden in de arena van Badajoz duizenden mensen afgeslacht. Carrasco's bloedeigen opa kwam daarbij om het leven. Een Duitse militair attaché rapporteerde aan Hitler dat hij nooit eerder zo'n barbaars bloedbad had gezien. De wreedheid waarmee een en ander in zijn werk ging, was zelfs de nazi's te machtig.
Paradijs
De auteur laat Spanje aan het begin van de twintigste eeuw annexeren door een imperium dat zich uitstrekt van Rusland tot Afrika. De verdienstelijkste militairen van het bezettingsleger worden beloond met een optrekje in Extremadura, de armste streek die Spanje rijk is. Een van hen is de zieke, bedlegerige kolonel Holman, een wreedaard en een huistiran eersteklas, met een geprivilegieerde positie binnen de kolonie. Op een blauwe maandag komt een bedelaar het moestuintje van zijn echtgenote binnenwandelen. Door de man niet weg te sturen overtreedt Eva Holman de wet, want inlanders onderdak verlenen is ten strengste verboden. De komst van de vreemdeling zal haar geloof in God, vaderland en de eigen superioriteit stevig aan het wankelen brengen. Stukje bij beetje reconstrueert ze het verhaal van de zwijgzame Leva, van zijn arrestatie en zijn deportatie naar een werkkamp in het barre noorden, over zijn ontsnapping, tot de moord op zijn familie en dorpsgenoten.
De gelijkenis tussen de namen Eva en Leva kan uiteraard geen toeval zijn, en de impliciete verwijzing naar het aards paradijs is dat evenmin, want bij Carrasco spat de symboliek steevast van de pagina's. Zijn ijver om Grote Literatuur af te leveren leidt soms tot gezochte vergelijkingen, weerbarstige formuleringen en ontsporende metaforen, waardoor overigens opvallend vaak water stroomt. Gesnurk klinkt in zijn oren 'als golven die dof stukslaan op een strekdam', geuren komen 'in golven, net zoals de restanten van vergane schepen aanspoelen op de kust' en het daglicht dringt 'als plotseling opgestuwd water' de laadbak van een vrachtwagen binnen. Merkwaardig, in een roman die in de dorste streek van Spanje speelt.
Tijdsprongen
Was De vlucht nog een lineair, chronologisch verhaal met een overzichtelijk aantal personages, in zijn tweede boek lopen verschillende verstelstemmen losjes door elkaar en worden er roekeloze sprongen gemaakt in de tijd. Dat de roman maar niet van de grond wil komen, ligt niet aan die ambitieuze aanpak, maar aan de nobele intenties van de schrijver, die allerlei goedbedoelde, maar uitgekauwde gemeenplaatsen oplepelt. Over de ingeboren wreedheid en vernietigingsdrang van de mens, over kolonisatie, hoe slecht dat wel niet is, en over de schuldgevoelens die dat bij zijn vrouwelijke personage genereert, omdat ze 'haar huis had gebouwd op het bloed van de zijnen' en zich 'in de vlag van de traditie, het Rijk en de religie had gehuld om deel te nemen aan deze plundering'.
Carrasco weet deze tijdsprongen ook nog eens te linken aan de huidige vluchtelingencrisis. Je kunt er, kortom, alle kanten mee op. Weet u wat het is? De schrijver, een fervent voorstander van een eigentijdse, geëngageerde literatuur, heeft zijn eigen principes hier zo overijverig toegepast dat die zijn verbeelding vierkant in de weg zijn gaan zitten. Het resultaat is een statisch boek dat de epische zeggingskracht van zijn debuut mist. Met mooie gevoelens maak je slechte literatuur, wist de Franse schrijver André Gide al.
Vertaald door Arie van der Wal, Meulenhoff, 256 blz., 19,99 €. Oorspronkelijke titel: 'La tierra que pisamos'.
Masquer le texte