Zelden veroorzaakte een Vlaamse roman zoveel stampei als Gangreen 1 van Jef Geeraerts. De critici beten elkaar haast de strot af over deze Congoroman vol seks en geweld. Een Belgische 'Max Havelaar'? Of 'zwijnerij' en 'smeerlapperij'? Toen Gangreen 1 in 1969 de Staatsprijs voor Literatuur kreeg én daarna in beslag werd genomen, laaide de controverse nog hoger op.
Een boek vol onbeschaamde seks en ongetemperd geweld, geschreven in een gulpende 'lawinestijl'. Een roman die fel van leer trok tegen de westerse burgermansamenleving, huwelijkshypocrisie en koloniale wantoestanden. Bol van verlangen naar een tomeloos oerleven en heimwee naar een ongerept, mythisch Congo. Bij elke geneukte zwarte vrouw naderde Jef Geeraerts de "paradijselijke staat van onschuld".
Toen Gangreen 1: Black Venus in het najaar van 1968 bij uitgeverij Manteau verscheen, kon een schokgolf niet uitblijven. Maar dat het eerste deel van deze cyclus het land op stelten zou zetten en zelfs tot inbeslagnames en parlementaire debatten leidde? Nee, dat had de auteur destijds ook niet kunnen bevroeden. Het was alsof Geeraerts hoogstpersoonlijk een splinterbom dropte op het katholieke Vlaanderen. Toch steigerde ook de linkse intelligentsia, zij het om andere redenen dan de pilaarbijters en de fatsoensrakkers.
De schrijver sloeg de polemiek met een zekere geamuseerdheid gade. Ook 45 jaar na datum. "Ik dacht toen gewoon: we zullen wel zien wat er van komt. Ik heb altijd mijn koelbloedigheid bewaard. Ach, als schrijver ben je op dat moment toch vooral bezig met je volgende boek. Ik wou per se die Gangreen-cyclus voortzetten."
Op het moment dat Geeraerts de laatste hand legde aan Gangreen 1 had hij al een stevige reputatie als aanstormend woelwater van de Vlaamse letteren. Nadat hij tussen 1954 en 1960 in Congo assistent-gewestbeheerder was geweest, stortte hij zich bij terugkomst in België op het schrijven. Met zijn debuut Ik ben maar een neger (1962), de monologue intérieur van een zwarte, haalde hij zich de eerste polemieken op de hals. Met Schroot (1963), Het verhaal van Matsombo (1966) en De troglodieten (1966) vergrootte Geeraerts zijn faam. Maar hij wilde meer. Hij moest en zou doorbreken en Manteau-coryfeëen als Jos Vandeloo en Ward Ruyslinck de loef afsteken.
Miller, Joyce en Celine
In een flat in het Italiaanse grensstadje Ventimiglia, waar zijn vriend en schrijver Paul De Wispelaere aan zijn proefschrift werkte, legde Geeraerts de kiemen van Gangreen 1. "Toen ik hem het eerste hoofdstuk voorlas, één lange volzin van 1.895 woorden, met hier en daar een komma en geen enkele punt, was Paul zo enthousiast dat hij in rode inkt op het manuscript schreef: 'Poepverhalen'", zo herinnert Geeraerts zich. Zeven jaar lang had het boek in zijn gemoed geborreld. Schrijven aan Gangreen was het ideale elixir om hem van zijn Congotrauma's te bevrijden.
Op 28 december 1967, om tien uur 's avonds, noteerde hij in de flat van zijn ouders in Knokke de slotzin van Gangreen 1: Black Venus. Als een bezetene zocht hij naar de juiste vorm, zo weet Geeraerts nog. "De stijl was vernieuwend. Ik zei de syntaxis vaarwel. Zinnen begonnen met drie puntjes, maar verder was ik spaarzaam met punten en komma's. En het boek eindigt ook met drie puntjes. Om aan te geven dat het geen afgerond geheel was, maar onderdeel van een cyclus."
De bijzondere vorm, die je ook bij Henry Miller en Louis-Ferdinand Céline aantreft, leest alsof er een vloedgolf op je af komt. "Ik was ook een groot bewonderaar van James Joyce en zijn stream of consciousness. Ik dacht: laat ik ook mijn rol eens afdraaien. (lacht) Een boek moet je vanaf de eerste pagina's bij de keel grijpen en niet meer loslaten." Ook anno 2014 is het herlezen van Gangreen 1 nog steeds een overrompelende en beroezende ervaring. De hoofdpersoon is constant op de vlucht voor zijn demonen. Dat viel ook Erwin Mortier op, die over Geeraerts' eenmalige terugkeer naar Congo Afscheid van Congo (2010) schreef: "Als 15-jarige was ik verbluft door de expliciete seks, die uitbarsting van zinnelijkheid, die stuwende libidineuze stijl. Later trof die bijna existentiële noodkreet me veel sterker, én de manier waarop de corrumpering van een koloniaal systeem is vormgegeven. De schreeuwende kracht van Gangreen doet denken aan Portnoy's Complaint van Philip Roth, hoe anders dat boek ook is."
In de aanloop naar de verschijning van Gangreen 1, in het najaar van 1968, heerste er niettemin zenuwachtigheid bij de uitgeverij van Angèle Manteau. Het waren vooral Jeroen Brouwers, toen lector en manusje-van-alles bij Manteau, en Paul De Wispelaere die Geeraerts op het hart drukten dat hij een uitstekende roman had ingeleverd.
De inkt van de eerste druk was amper droog of de literaire critici buitelden over elkaar heen om Gangreen zedenbederf en zelfs racisme aan te wrijven. Een blanke koloniaal die aan de lopende band seks had met zwarte vrouwen, dat was du jamais vu in een Vlaamse roman. "Zowel de katholieken als de vrijzinnigen hadden het moeilijk met de roman. Er waren veel kleingeestige reacties", herinnert Geeraerts zich. "In de katholieke Gazet van Antwerpen schreef ene Paul Hardy zelfs dat ik 'een apologie van de zwijnerij' had geschreven. De katholieken vonden de inhoud verwerpelijk, maar over de vorm repten ze nauwelijks. Maar ook een socialist als schrijver Piet Van Aken stond op zijn achterste poten. In de linkse hoek was er vooral ideologische kritiek." Van Aken - die ook Congoromans had geschreven als De nikkers (1959) - maakte gewag van een "geromanceerde, verkapte, vervalste autobiografie van de schrijver toen hij nog als koloniale despoot mee onze Kongo-negers exploiteerde". Van Akens njet zou nog een sleutelrol spelen in de bekroning van Geeraerts met de Staatsprijs.
Juryvaudeville
Vriend en vijand moest intussen toegeven dat hier een woest en ontembaar talent aan het werk was. "Een rasverteller met een tornadotemperament", zo had Daniel Van Hecke Geeraerts al eerder treffend gekarakteriseerd in een leesrapport bij Manteau. Vooral schrijver Marnix Gijsen, toen een gezaghebbende stem, was bijzonder kwistig met lof. "Ik ken niemand die zo'n proza schrijft als hij, met zo'n vaart, zo'n élan, dat stroomt eruit, soms in zinnen van tien bladzijden lang, mensen lief, daar zijn wij allemaal kleine mannetjes tegen, zowel in Nederland als in Vlaanderen: dat is prachtig", vertelde hij in Humo. Gijsen sprak in een recensie van een "Belgische Max Havelaar" En: "Het is alsof Geeraerts soms Henry Miller de broek afdoet."
Geeraerts kreeg er vooral veel van langs. Frans Depeuter noemde hem "een sekshibitionist" en Jan Veulemans schreef in Kreatief dat "Geeraerts een record heeft gevestigd: als eerste de grens van het walgelijke overschreden, in zijn sexopathologische obsessies wentelt en het nodige voelt zijn ziekelijke obsessie tot de laatste spermadruppel uit te schrijven."
De controverse legde hem geen windeieren en zwengelde de verkoop driftig aan. Erwin Mortier: "Geheel volgens het adagium van Gerard Reve: als de critici elkaar in de haren vliegen, zit de schrijver op rozen.' (lacht) Zeker was er bij Geeraerts een vleugje provocatie mee gemoeid, maar anderzijds deed hij vaak alsof de controverse zijn koude kleren niet raakte."
Dat Geeraerts eind 1969 een serieuze kandidaat was om de driejaarlijkse Belgische Staatsprijs voor Proza binnen te rijven, stond intussen vast. Maar zou een jury een zo'n omstreden roman wel durven te bekronen? En zou de katholieke minister van Cultuur Frans Van Mechelen hen volgen? Ook Ivo Michiels bleek met Orchis militaris over goede papieren te beschikken. De snaren stonden gespannen toen een gezelschap onder voorzitterschap van Paul De Vree, met katholieke achtergrond, in oktober 1969 in Brussel vergaderde. De juryleden waren verder de socialist Piet Van Aken, de twee katholieken Lieve Scheer en Marcel Janssens en de vrijzinnige Clara Haesaert.
De intussen negentigjarige dichteres Haesaert, toen ambtenaar bij de dienst letteren van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, herinnert het zich nog springlevendig. "De vergadering duurde niet lang. Op een bepaald moment vroeg de voorzitter om onze voorkeuren anoniem op een briefje te schrijven. Hoewel ik Gust Gils in mijn hoofd had als winnaar, noteerde ik Geeraerts bovenaan op mijn lijstje. Gewoon omdat ik dacht: hij zal het toch niet halen. En ik wou hem wel steunen. Maar Lieve Scheer dacht kennelijk hetzelfde. Zij had een voorkeur voor Michiels en koesterde het idee 'kom, kom, die haalt het zo wel'. En ook zij zette Geeraerts op nummer 1. Wat bleek? Geeraerts had 3 van de 5 stemmen en dus een meerderheid... Want de katholieke hoogleraar Marcel Janssens had tot onze verbazing ook voor Geeraerts gestemd! Voordien was Piet Van Aken al woedend weggelopen, toen hij hoorde dat Geeraerts kans maakte. Zo - door een vreemde juryvaudeville én een portie geluk - viel Geeraerts de 250.000 frank van de Staatsprijs in de schoot. Hubert Lampo reageerde: "Een stomme jury doch een uitstekende bekroning."
Als klap op de vuurpijl bekrachtigde Cultuurminister Frans van Mechelen op 11 oktober 1969 het oordeel van de jury. "Twee maanden na de bekendmaking vroeg men aan Van Mechelen of hij Gangreen 1 al had gelezen. Nee, zei hij, dat is nog niet het geval. Ongelooflijk, hè?", zegt Geeraerts, die destijds zijn kat stuurde naar de uitreiking. De juryleden én de minister werden vervolgens door de katholieke pers onder pek en veren bedolven.
Ondertussen wreef uitgeverij Manteau zich in de handen. Een zevende druk werd uitgebracht met het oog op de Boekenbeurs, met een naakte zwarte vrouw op het omslag. "Een esthetisch-uitgebeelde negerin, maar het boek is nog altijd even schunnig", reageerde opnieuw Claes in Gazet van Antwerpen. Maar in menige doodbrave Vlaamse familie werd Gangreen intussen met roodgloeiende oortjes verslonden. Ook bij Erwin Mortier. "Ik herinner me dat het boek rondslingerde bij mijn broertjes. Wees maar zeker: Gangreen heeft een paar generaties Vlamingen seksuele voorlichting bezorgd."
Porno en drugs
Nog ging de storm niet liggen. Integendeel, hij nam nu werkelijk orkaankracht aan. Amper enkele weken na de bekroning van Gangreen 1 nam de Belgische Opsporingsbrigade (BOB) het boek in beslag vanwege pornografie en zedenbederf. Dat gebeurde in de Brusselse boekhandel Corman op 28 november 1969, waarbij ook een dertigtal andere boeken werden meegenomen, waaronder voorlichtingsboeken, Histoire d'O en werk van de Markies de Sade. Pikant detail: de BOB ressorteerde toen onder de socialistische minister van Justitie Alfons Vranckx. Wat was hier aan de hand? Een boek dat de Staatsprijs krijgt van een CVP-minister en vervolgens in beslag wordt genomen door een 'rooie'? Opnieuw schreeuwde de pers moord en brand. Op 11 december 1969 werden zowel Van Mechelen als Vranckx over de kwestie geïnterpelleerd. Van Mechelen bleef beleefd. Hij vond dat literatuur los moest worden gezien van ideologie en ethiek en dus van de persoon van de schrijver. En "dat er beroep werd gedaan op deskundige literatoren". Vranckx meldde "dat Gangreen 1 nooit in beslag werd genomen, maar dat het voor nazicht werd meegenomen en kort nadien aan de eigenaar teruggegeven." Was de actie dan toch gericht tegen boekhandelaar Corman en zijn anarchistische reputatie? Buiten de parlementaire banken had Vranckx zich wél gedistantieerd van het boek: "Het gerecht moet de jury niet volgen naar het sprookjesland van pornografie en drugs." Geeraerts: "Het strafste vond ik nog dat ook Franstalige senatoren en parlementsleden er zich mee moeiden. Zo was er Guy Cudell, de socialist en burgemeester van Sint-Joost-ten-Node, die geen woord Nederlands kon. De Staatprijs voor Vlaams proza was iets dat alle Belgen aanging, vond hij. Je moet maar durven, je zo uitlaten over een Nederlandstalige roman die hij niet eens kon lezen."
"Ja, dat waren nog eens tijden", zo verzucht hoogleraar Hugo Bousset, destijds een vooraanstaand criticus. Hij schreef een reconstructie van de kwestie in het naslagwerk Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993). "Het getuigde vooral van een complete ideologische verwarring. Geeraerts schreef een therapeutische roman en krijgt eerst een 'links' aureool omdat hij onverbloemde erotische scènes inlast. Maar ook links geeft hem op zijn donder, want Gangreen 1 en later ook Gangreen 2 hebben volgens hen "fascistische trekjes". Vergeet ook niet dat Hugo Claus kort voordien voor het gerecht was gesleept voor Masscheroen en de naakte Heilige Drievuldigheid op het podium in Oostende. En natuurlijk, wanneer het gerecht dan reageert, heeft dat het effect van een reclamestunt. Als je er nu op terugkijkt, heeft de hele heisa iets surreëels en grappigs." Erwin Mortier vult aan: "Literatuur moest toen voor de katholieken vooral een stichtelijk gegeven zijn, de deugd uitdragen en esthetisch genoegen veroorzaken. Dat beeld werd door Jef Geeraerts vrolijk aan diggelen geslagen."
"Het is voor mij allemaal goed uitgedraaid", bedenkt Geeraerts. "Ik ben blij dat ik dit heb meegemaakt, maar ik leef niet in het verleden. Het lot is me gunstig geweest. Mijn moeder zei altijd dat ik geluk zou hebben in het leven, omdat ik op een zondag tijdens carnaval ben geboren. Ze kreeg gelijk. Na de vierdelige Gangreen-cyclus heb ik me omgeschoold tot misdaadschrijver, omdat ik alles had gezegd wat ik autobiografisch te zeggen had. Maar sinds mijn echtgenote Eleonore overleden is, schrijf ik niet meer. Ik voel me alleen en heb nu vooral steun aan mijn twee katten."
Geeraerts blijft vooral apetrots op wat het boek teweegbracht in de Verenigde Staten. "Wist je dat de Engelse vertaling werd geprezen door Henry Miller (die zich, halfblind, het boek had laten voorlezen, DL)? In 1975 sprak hij in een recensie in de Los Angeles Times van 'an explosion of color, sound and primal feelings. 'Gangrene' is non-stop, terrifying, shocking spurts of life.' Prachtig, toch?" Met veertien vertalingen, vierendertig herdrukken en honderdduizenden verkochte exemplaren sinds 1968 blijkt Gangreen 1 een steady seller van de Vlaamse literatuur.
Voor dit artikel werd gebruikgemaakt van diverse schriftelijke bronnen. Vermeldenswaard zijn onder meer Eleonore Vigenon, De spoken van Jef Geeraerts (2007) en Kevin Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970) (2009).
Masquer le texte