Liefhebbers van Elsschot beleven met Kaas: een beeldroman wellicht opnieuw plezier aan de tekst, proevend van elke geïsoleerde zin. De tamelijk korte roman wordt hier immers in stukjes over de stripplaten gestrooid. Dick Matena's recept, waarbij hij nog geen komma weglaat, heeft hij intussen beproefd op dikkere romans. Bij de eerste, naar Reves De avonden, beriep de tekenaar zich voor deze extreme keuze op zijn grenzeloos respect voor de literaire stijl. Wat hijzelf nog toevoegt, is een beeldende evocatie van het tijdskader. Dat kan mensen verleiden die niet zo gericht zijn op schrijfstijl en daarom ook graag een verfilming zien. Nu geeft Elsschot niet echt aanleiding tot somptueuze tableaus. Weliswaar bedient hij zich van zeer concrete zaken als hoed, auto, telefoon, maar eigenlijk zoomt hij niet in op het historische uitzicht van die dingen. Wat is er trouwens historisch aan een product als kaas? "Voeding marcheert altijd", om het met Laarmans te zeggen. Laarmansen zul je ook altijd hebben. Bij Elsschot is telefoneren slechts een handeling op de scène, waarbij je niet aan het vooroorlogse gebeuren dient te denken. Elsschot is eerder toneel dan film. Geeft hij niet zelf een aanwijzing met het (niet bij Matena) aan de roman voorafgaand lijstje dramatis personae en -- inderdaad -- rekwisieten? Hier is alles wat je nodig hebt om het stuk in je hoofd af te spelen als het menselijk drama dat zich in elke tijd weer voordoet. Theater stelt allang de stijl van kleren en interieur niet zo scherp meer als film, zal ze eerder expressionistisch vervormen of wegfilteren tot een naakte essentie overblijft, of anders actualiseren. In die zin heeft Matena duidelijk meer een klassieke film dan toneel op papier gemaakt, hoezeer expressionisme, stilering en alle soorten van surrealistisch spel met beelden in het genre van het beeldverhaal haast gangbaarder zijn dan Matena's gewild saai realisme. Bij zijn verstripping van De avonden van Reve en Kort Amerikaans van Wolkers ging die stijl veel meer naar de essentie van beide romans: een tijdsgewricht pijnlijk exact reconstrueren. Het klimaat onder en vlak na de oorlog, de sfeer ervan, wordt voor degenen die er toen nog niet bij waren precieus gedocumenteerd in Matena's tekeningen. Ze wordt niet door nostalgie gekleurd, maar integendeel als grauw voorgesteld. Daarvoor zou Matena zwart-wit met veel grijs gebruiken. Zwart-wit associëren we natuurlijk met compromisloos artistiek, maar inderdaad ook wel eens met sombere tijden.
Heeft Elsschot zelf opvallend weinig achtergrond geleverd die op een sombere tijd in een grauwe plaats zou wijzen, voor het gebruik van grijs heeft Matena ook bij hem een argument: groots en meeslepend is het leven nooit in zijn romans. Wanneer Laarmans z'n klerkenbestaan onderbreekt voor een sprong in het ongewisse, is het omdat een beter gesitueerde vriend hem manoeuvreert in een zakelijk avontuur. Dat maakt Elsschots verhaal echter nog niet zakelijk. In zijn streven om zijn complexen jegens anderen en weerzin jegens zijn eigen handelswaar (kaas!) te overwinnen, toont Laarmans zich karakterieel een romantische Don Quichote. "en was ik een ridder, ik voerde drie kazen van keel op veld van sabel", want "ik ben vastbesloten mijn hele ziel in die kaas te leggen." Een ware zakenman zou hiervoor zijn schouders ophalen. Een sensibele natuur als Laarmans wordt echter geleefd door de schrik iets misplaatst te doen of te zeggen. "Moest ik staan of zitten? Staan, dan was het als hield ik mij gereed om direct weer weg te gaan, en zitten alsof ik met de hele toestand vrede nam" Aan het einde van zijn kaasavontuur ziet hij van zichzelf in dat hij niet door ambitie werd gedreven, maar gewoon stelselmatig te laf was om nee te zeggen. En willen we niet allemaal graag de antipode zijn van wat in onze aard ligt? Zo zijn gewiekste zakenmensen, met hun flair en gebrek aan complexen, vaak ongegeneerde acteurs van kitscherige romantiek. Omgekeerd is Laarmans dus de romanticus die zakelijke flair dient te acteren tot hij erbij neervalt.
Wat hij in zichzelf daarbij aftobt, krijgt in de aanhef van de roman de vorm van een brief aan een vriend, een openhartigheid die eigenlijk niet in zijn aard ligt, maar waarzonder we natuurlijk geen roman hadden. Toch is het een geluk dat Elsschot ons die aangesproken 'je' al snel doet vergeten. Matena blijft echter op zowat elke pagina de brievenlezende Jan Greshoff (aan wie Elsschot de roman opdroeg) opvoeren als tussenshot. Dat is dan meteen ook de enige reden waarom de doorlopende monologue intérieur in de ene strook nog gedebiteerd wordt door een Laarmans die de trap oploopt en we het vervolg meelezen uit een brief. Het wisselen tussen schrijf- en drukletters brengt niets anders in reliëf dan de aanwezigheid van dit brieflezende non-personage. Functioneert hij als een stand-in van de lezer? Zijn de vele nekken en achterhoofden dat ook? Zo kolossaal in de voorgrond aanwezig, plaatsen ze de echte acteurs vaak op grote diepte in het beeld. Wat er eigenlijk omgaat, is veel te subtiel om over die afstand haarscherp te zien: hoe de innerlijke strijd voortdurend door het masker of de pose van de personages scheurt. De controle over het beeld dat mensen zich van hem vormen, beheerst Laarmans zo doorlopend dat hij onthutst is als zijn vrouw hem vraagt of er iets is. "Als mijn gezicht zo'n open boek is, dan moet er [...] dikwijls moord en doodslag op te lezen staan." Door Matena's afstandelijke camera heen valt er op gezichten alleszins niet veel af te lezen. Veel beeldends in de tekst heeft hij laten liggen. Over Laarmans "grondig versleten" moeder, bij wie hij de weggevaagde herinnering aan haar man wil terughalen, zijn de drie fasen van haar zoekproces letterlijk en figuurlijk geknipt voor een beeldroman: 1) "Zij deed zich vreselijk geweld aan [...] met gespannen gezicht en zwellende slaapaders: een uitgaande lamp die dreigt te ontploffen bij wijze van afscheid" 2) "dan gaf zij die glimlach af die door merg en been ging" 3) "als ik te lang aandrong werd zij bang" In de plaats van drie evoluerende plaatjes geeft Matena bij deze tekst één langwerpige strook met het achterhoofd van haar zoon op ruim de helft en een gemiddelde blik van een oudje als een popje.
Het is de tekenaar zijn goed recht om zijn onderkoelde en realistische stijl te handhaven. Ook hoeft hij niet elke aanzet in de tekst om te zetten; dat zou pas slaafs kopiëren zijn; zoveel vrijheid laat zelfs deze opzet toe om een tekst onverkort en onbewerkt om te zetten. En daarbij is het beter als tekeningen de tekst aanvullen en niet gewoon herhalen. Maar toch, een Elsschotgetrouwe interpretatie zou het veruitwendigen van innerlijke spanningen, al dan niet via slaapaders, naar voren halen.
Het lijkt erop dat Matena ons met zijn filmische mise-en-scène van de uitwendige wereld, met door het beeld lopende figuranten en al, schadeloos wil stellen voor de afwezigheid van dergelijke beelden in Elsschots tekst. Het lijkt er tevens op dat Matena dan ook niet zo geïnspireerd tekende als bij De avonden, waarin hij veel meer vond om te documenteren. Net als Laarmans zit hij met Kaas opgezadeld met een koopwaar die hij niet overtuigd genoeg kan verkopen. Laarmans meende dat men er zijn ziel in moest leggen en is dan ook gestopt.
Je moet Matena nageven dat hij projecten afkrijgt, tegen een hoog werktempo nog wel. En Antwerpen van zijn kant zet zijn grote schrijver graag in de bloemetjes. Dus exposeert Matena nu ? helaas niet met zijn allerbeste werk ? in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. Dat is de thuishaven van veel werken van De Braekeleer en Ensor. De eerste is Matena voorgegaan in burgermannetjes, burgerinterieurtjes en Antwerpse zichten. En Ensor, wat had die niet van moeders sterfbed kunnen maken? En van haar glimlachje dat door merg en been ging? En van de etterende camemberts en liederlijk met hun groene schimmel pronkende gorgonzola's? Maar dan moest het in kleur. [Gerolf Van de Perre]
Masquer le texte