Willy Spillebeen bouwt gestadig verder aan een mooie collectie adolescentenromans. In Serge, Samuel vormt zijn alter ego, Jaak Tantasis de link tussen de volwassen- en jongerenwereld. Zijn afgemeten, strakke en nooit betuttelende stijl zorgt voor een naadloze literaire overgang. Spillebeen grijpt in een eerste deel terug naar een herinnering uit zijn kindertijd in Westrozebeke, die hij met veel liefde, beeldrijk en gedetailleerd in kaart brengt. Dit vult hij in deel twee en drie aan met historische informatie.
Tijdens de laatste oorlogsjaren krijgt Jaak een nieuwe klasmakker, de wat vreemde Serge Brouckaert. Serge moet aansterken, zo luidt het, maar gaandeweg ontdekken Jaak en zijn vrienden dat er meer aan de hand is. Spillebeen laat de lezer mondjesmaat mee ontdekken. In korte hoofdstukken portretteert hij het dorp, en vooral de argeloze boerenkinderen, die niet lang stil staan bij Serges vreemde gedrag. Soms verspreekt de jongen zich, over zijn zus Sara, zijn moeder, z…
Read more
Willy Spillebeen bouwt gestadig verder aan een mooie collectie adolescentenromans. In Serge, Samuel vormt zijn alter ego, Jaak Tantasis de link tussen de volwassen- en jongerenwereld. Zijn afgemeten, strakke en nooit betuttelende stijl zorgt voor een naadloze literaire overgang. Spillebeen grijpt in een eerste deel terug naar een herinnering uit zijn kindertijd in Westrozebeke, die hij met veel liefde, beeldrijk en gedetailleerd in kaart brengt. Dit vult hij in deel twee en drie aan met historische informatie.
Tijdens de laatste oorlogsjaren krijgt Jaak een nieuwe klasmakker, de wat vreemde Serge Brouckaert. Serge moet aansterken, zo luidt het, maar gaandeweg ontdekken Jaak en zijn vrienden dat er meer aan de hand is. Spillebeen laat de lezer mondjesmaat mee ontdekken. In korte hoofdstukken portretteert hij het dorp, en vooral de argeloze boerenkinderen, die niet lang stil staan bij Serges vreemde gedrag. Soms verspreekt de jongen zich, over zijn zus Sara, zijn moeder, zijn vader die een Pool is en in schamper commentaar op de SS'ers. De groeiende argwaan van zijn klasgenootjes maakt ook de lezer nieuwsgierig.
Na een kort intermezzo, waarin Serge zich na de oorlog als de joodse Samuel Borowski kenbaar maakt, volgt de schrijnende reconstructie, waarbij Spillebeen historische informatie met feiten mengt. Serge zendt Jaak een bundel met zijn 'belevenissen' in de eerste oorlogsjaren. De ik-persoon wisselt van de 12-jarige Jaak naar Serge-Samuel. Spillebeen bekijkt de groeiende angst van Samuels familie, hun verhuis en hun deportatie consequent door de ogen van de jongen. Samuel registreert de naïviteit van zijn moeder, trekt zich op aan de sterke aanwezigheid van zijn zus, speelt als een levenslustig kind in de Mechelse Dossinkazerne, en zoekt veiligheid bij zijn moeder tijdens de nachtelijke appèls en de treiterige behandeling van de Gestapo. De strakke structuur en de afgemeten dosering van informatie zorgen voor een bijzonder sereen en aangrijpend verslag.
Wanneer Samuel ten slotte op transport met het beroemd geworden konvooi 20 kan ontsnappen en hij zijn moeder moet achterlaten, drijven zijn aarzeling, onzekerheid, schuldgevoel en angst het ritme op. Zijn ontsnapping eindigt op de trein naar Schaarbeek met het meest schrijnende zinnetje uit het hele boek. Een oude man schudt zijn hoofd op het verhaal over de dode vluchtelingen op het spoor en zucht: "Wat gebeurt er toch allemaal." Dat is ook de essentie van Serge, Samuel: Wat gebeurde er toch allemaal terwijl wij als dorpsjongens argeloos de oorlog naspeelden?
In een kort en sober naschrift verklaart Willy Spillebeen waarom hij geen verdere navraag naar Samuel Borowski gedaan heeft. Hij wilde geen voyeur zijn. Dat is hij met dit sterke verhaal allerminst geweest. Het is niet alleen met respect voor Serge/Samuel, maar evengoed met respect voor zijn lezers geschreven. [Jet Marchau]
Hide text