Detectiveverhalen voor de jeugd zijn vaak wat melige en overigens ook wel eens enigszins opgefokt jolige relazen van de avonturen van een plattelands of kleinsteeds clubje flinke jongens, en ook wel een doortastende meid, in een confrontatie met een paar volwassen snoodaards, vaak een slimme en een domme, een dolgedraaide geleerde of een graaigrage industrieel, die uiteindelijk allen grandioos het onderspit delven. Als zo'n verhaal goed geschreven is, garandeert het een paar uur leesplezier. Doordat het in geen enkel opzicht een weerspiegeling is van de werkelijkheid, heeft het geen vermeldenswaardige invloed op de groei van de jonge lezer, op zijn kennismaking met het diepere leven in de maatschappij, in mensen van allerlei culturen en leeftijden, en in hemzelf. Kevin Brooks' roman Martyn Big is zeker anders. Ook al is de plot helemaal niet alledaags, toch gaat het hier om het echte leven van een jongen zoals er tegenwoordig duizenden wonen in de min of meer verslonsde buitenwijken van een grote stad, met saaie fantasieloze flatgebouwen vol uitgerangeerde of werkloze mensen en kinderen die al lang niet meer weten wat het woord 'gezinsleven' betekent. Martyn Big, die de eindeloze varkensgrappen over zijn naam grondig beu is, vertelt wat er een jaar geleden in de week voor Kerstmis gebeurd is. Hij was toen veertien en woonde alleen bij zijn constant bezopen vader, voor hem niets meer dan "een vuile smeerlap", van wie hij alleen "vuile was en een zeer hoofd krijgt" en wiens handen voor hem slechts dingen zijn "waar ik mee geslagen werd". En verder: "Zonder mij was hij gewoon een dronken lor. Met mij was hij een dronken lor met verantwoordelijkheden, een dronken lor met kinderbijslag, een dronken lor met iemand die zijn kots kon opruimen." In zijn grauwe, trieste leven vindt Martyn een toevlucht in detectiveromans en -feuilletons op de televisie. Sinds hij als kind een boek over Sherlock Holmes cadeau kreeg, is hij verzot op detectives. Als Martyns vader om het leven komt bij een ongelukkige val, als hij uithaalt naar zijn zoon, durft Martyn er de politie niet onmiddellijk bij te roepen omdat hij bang is van moord verdacht te worden. Dat uitstel maakt het natuurlijk steeds moeilijker zijn vaders dood te melden. Ook het buurmeisje Alex kan hem niet overhalen de dood te melden en op zijn aandringen wil ze hem uiteindelijk zelfs helpen het lijk te doen verdwijnen. Dat is niet zo eenvoudig en er komen nog wat extra complicaties bij kijken: tante Jean, die haar jaarlijkse kerstbezoek komt afleggen, moet om de tuin geleid worden, en dan is er nog de opwindende boodschap dat Martyns vader net nu een legaat van dertigduizend pond krijgt van een vage Australische tante. Met Martyns lectuurervaring over forensisch onderzoek en Alex' acteertalent en bereidwillige, zij het aanvankelijk wat aarzelende, medewerking slaagt het plan: het lijk verdwijnt en het geld ligt voor het grijpen op de bank. Maar dan blijkt plots dat de werkelijkheid vaak verborgen zit achter schijn. Het verhaal krijgt een wending die Martyn en de lezer zeker verrast, maar die tegelijk zo handig werd voorbereid dat alle stukjes nu netjes op hun plaats vallen en dat de kleine vraagjes, de minieme twijfeltjes die af en toe bij de hoofdpersoon en de lezer de kop opstaken, een sluitend antwoord krijgen. Geen losse eindjes meer maar een ontknoping die niet alleen in overeenstemming is met de karakters van de personages, maar ook een logisch gevolg is van alles wat er gebeurde.
Het mag misschien allemaal wat overdreven klinken: een jongen die dagen met het lijk van zijn vader in huis zit, die van een buurmeisje hulp krijgt om dat lijk te doen verdwijnen, die zijn tante op bezoek zo handig manipuleert dat ze niets in de gaten krijgt, die een dagen oud lijk weet te dumpen, die de kans krijgt een rijk legaat in de wacht te slepen... maar de krant staat bol van zulke ongewone gebeurtenissen en van oudsher zijn die nu eenmaal de stof van interessante boeken. De beschrijving van het gewone genereert alleen slaap. Anderzijds verstaat de auteur de kunst het aparte toch aanvaardbaar te maken door veel aandacht te besteden aan aanvankelijk ogenschijnlijk onbelangrijke details die achteraf precies de voorwaarden blijken voor het verdere verloop van het verhaal, dingen zoals Martyns belangstelling voor detectives, Alex' acteertalent en -ambities, het feit dat Martyns bezopen vader zijn code achter op zijn pinpas genoteerd heeft, gewoon een jongen die wat speciale aandacht heeft voor de motorfiets van een van de personages... Daarnaast maakt ook de evocatie van het milieu waarin het verhaal speelt, veel aanvaardbaar. We kennen ze al uit heel wat Britse (jeugd)boeken, films en tv-feuilletons: de grauwe straten, de vervuilde flatgebouwen met steegjes vol afval, het nooit aflatende burenlawaai, de sneeuw die binnen de kortste keren verweekt tot grauwe smurrie, de gebroken gezinnen met werkloosheids- en alcoholproblemen. In een grauw huis met gevlekte, mottige, versleten en vieze spullen, waar "er verder nooit iemand aan de deur kwam, behalve lui van incassobureaus en Mormonen. En één keer per jaar tante Jean." is Kerstmis koud en vervelend. De kleuren van dit verhaal zijn blubberbruin, moddergrijs, zwart, dofgroen. Wat Martyn overkomt, kàn tegen zo'n achtergrond.
De auteur besteedt ook veel aandacht aan de gedachten en gevoelens van Martyn. Die handelt niet in een bevlieging. Voor hem "wordt alles bepaald, zowel het begin als het einde, door krachten waarop wij geen invloed kunnen uitoefenen". Wat hij, samen met Alex, met zijn vaders lijk doet, vindt zijn oorsprong in het cadeau dat hij lang geleden kreeg: het boek over Sherlock Holmes. En op het eind van het boek heeft de lezer ook echt het gevoel dat alles gebeurd is zoals het moest gebeuren, niet zoals de personages het verwacht, gewenst of verhoopt hadden, maar wel zoals het al heel lang op onnaspeurbare wijze voorbereid werd. Daarmee verdwijnt ook de schuldvraag naar de achtergrond. Wat overblijft, is begrip en misschien de hoop op of de droom van een verandering van de wereld waarin wij leven.
Een jaar na de feiten vertelt Martyn (in de ikvorm en de verleden tijd) wat er die acht dagen voor kerst en op Kerstmis zelf gebeurd is. Hij geeft zijn commentaar bij de gebeurtenissen en richt zich vaak rechtstreeks tot de lezer (En wat had ik trouwens misdaan? Zeg jij het maar. / Ik weet wat je nu denkt. / Jij had hem ook gehaat). De dialogen klinken authentiek en de personages worden geloofwaardig getekend, al zijn er wel momenten waarop de aandachtige lezer, overigens samen met Martyn, het gevoel krijgt dat er iets niet helemaal klopt met Alex. Later blijkt ook dat een subtiel structuurelement van het verhaal. De auteur kent perfect de strategie om in de lezer gevoelens te wekken die hem sterk bij het verhaal betrekken of die hem in de fantasie in de sfeer ervan doen leven. Een mooi voorbeeld daarvan is een pagina in het boek die de letterlijke herhaling is van een bladzijde veel eerder, waar erg suggestief beschreven werd hoe Martyn met Alex in een troosteloos hokje op de bus staat te wachten. Veel later doet zich precies hetzelfde feit voor, met mensen met dezelfde gevoelens en in dezelfde relatie tot elkaar... Waarom zou je daar dan anders over moeten schrijven? Soms vangt de auteur de complexe werkelijkheid in een korte zin ("Tante Jeans dik opgemaakte gezicht zoog het zonlicht op als vloeipapier"), soms beschrijft hij het landschap, bv. het strand en de zee bij grijs winterweer, vanuit de verteller alinea's lang zo indrukwekkend dat de lezer nergens zin krijgt om diagonaal te gaan lezen. Daarbij speelt de mooie vertaling ook een grote rol. Alleen is de verandering van de naam van de hoofdpersoon, van Martyn Pig in Martyn Big, nogal vreemd in een boek waarin voor de rest Engelse namen voorkomen (Keith Watson, Darren Jones, Dean, de dumpwinkel Bargain Bin). Als het alleen is om de varkensscheldwoorden te kunnen weergeven waarmee Martyn geplaagd wordt (Varken, Biggetje, Biggemans, Krulstaart, Knorrie, Zwijntje, Spekkie, Zeug, Karbonaadje), dan onderschat de vertaler de jonge lezer. Die denkt overigens in een van oorsprong Engels boek bij de naam Big meer aan 'groot' dan aan een varken. Voor Vlaamse lezers zijn de verwijzingen met hij, hem, zijn naar woorden als stad, vlieg, kamer waarschijnlijk vreemd. Verwijzing met ze naar motor en regen of met hij naar waarheid is ronduit ongrammaticaal.
Deze debuutroman is een boeiende, suggestief geschreven en intelligent geconstrueerde detective maar tegelijk een indringend psychologisch portret van een vereenzaamde jongen aan de rand van de stad, geen crimineel maar wel iemand die amoreel is (je doet waarvoor je voorbestemd bent en je probeert te overleven), een intelligente jongen die bij gebrek aan boeiende maatschappelijke uitdagingen en kansen zijn slimheid dan maar gebruikt om tante Jean en de politie om de tuin te leiden. Dit boek is niet alleen een spannend misdaadverhaal en een raak portret van een sociaal zwakkere jongere met talent en verbeelding, maar ook een briljante exemplarische tekening van een eenoudergezin waarin alcohol het centrum van alle aandacht is. [Herman De Graef]
Hide text