Sinds zijn debuut, Vederland in 2004, verwierf Jan De Leeuw op relatief korte tijd een geheel eigen stem in de Nederlandstalige adolescentenliteratuur. Zijn nog relatief bescheiden oeuvre bestaat uit beklijvende boeken, die de lezer na de intensieve leeservaring nog een tijdlang onder de huid zitten. De hoofdpersonages worden getekend als zoekende, zwervende zielen. Personages van vlees en bloed zijn het, jongeren met hun eigen twijfels en onzekerheden, die het ook niet allemaal weten. Geen ongewoon procedé in de adolescentenroman, ware het niet dat De Leeuw hun zoektocht en identiteitscrisis betekenisvol invult. Niet alleen inhoudelijk, maar ook stilistisch tekent zich een gestage evolutie af; sinds zijn tweede jeugdroman, Het Nachtland, experimenteert De Leeuw steeds frappanter met narratologische principes: vormexperimenten, unreliable narrators, psychologische intermezzo's, louterende queestes. Stuk voor stuk schragen ze de inhoudelijke rijkdom van De Leeuws schriftuur. In zijn nieuwste boek Bevroren kamers, zijn eerste echte cross-overroman, gaat de auteur nog een stapje verder.
Het motto, een brieffragment van Kafka aan Milena Jesenská, reveleert een en ander over de inhoud. De echte rijkdom van het leven, de meest waardevolle zaken, leer je pas kennen door confrontatie met mensen die anders zijn, anders denken dan jezelf. Vervolgens loodst De Leeuw ons via een nadrukkelijk aanwezige ik-verteller het verhaal binnen. Hoewel hij openlijk erkent niet meer dan een papieren personage te zijn, durft hij zichzelf toch "de held van het verhaal" noemen. Nu eens wekt hij sympathie omdat hij de lezer zo openlijk, bijwijlen brutaal, durft aan te spreken, dan weer wijst zijn ironische houding en spaarzaam omspringen met kerninformatie op een weinig betrouwbare persoonlijkheid. Of is hij echt zo onwetend als hij zich voordoet? Tevens introduceert hij het belang van de wetenschap voor dit verhaal, en meer specifiek de kwantumtheorie, aan de hand van Erwin Schrödingers paradigma omtrent waarnemen en meten. Schrödinger voerde daarvoor een bevreemdend experiment uit. Een kat wordt in een stalen ruimte opgesloten, samen met een wat bizarre constructie. In een buisje zit een minuscuul restje van een radioactief element. Het gaat echter om zo'n kleine hoeveelheid, dat gedurende een uur mogelijk één van de atomen vervalt, maar even waarschijnlijk ook niet. Vervalt een atoom, wordt dit gedetecteerd door een geigerteller en slaat een hamertje een flesje blauwzuur stuk. Na een uur zijn er dus twee mogelijke situaties. Ofwel is er een atoom vervallen, en is de kat vergiftigd, ofwel verviel geen atoom en leeft de kat nog. Als het nu waar is dat een deeltje niet noodzakelijk bestaat tot het geobserveerd wordt, dan is het niet zeker of de hamer ooit kan vallen ? wellicht moet hij vallen, wellicht kan hij vallen, wellicht kan hij niet vallen. Totdat de doos opengemaakt wordt, is het dus niet zeker wat er gebeurd is. Zolang de doos dicht is, kan de kat zowel in leven als dood zijn. Pas bij observatie kan men een uitspraak doen. Zo is het ook met hoofdpersonage Jonas. Wat hij denkt, voelt, ervaart, wordt nergens letterlijk gezegd. Je weet wat er in zijn 'doos' gaat, maar meer informatie over hóe Jonas met die gegevens omgaat, krijg je niet.
Het eigenlijke verhaal focust op de problematische gezinssituatie van hoofdpersonage Jonas, zijn jongere zus Sarah en hun kat Schrödinger. Hun vader belandde na een nog onduidelijke traumatische ervaring in de psychiatrie, waar hij als pseudo-groene jongen ellenlange monologen over de nakende teloorgang van de aarde afsteekt. Als Jonas de sporen van een woelige nacht van zijn moeder uitwist, ontdekt hij dat ze zelfmoord gepleegd heeft. Vooralsnog reageert Jonas nauwelijks, hij besluit zich op de alledaagse faits divers te concentreren. Het lijk dumpt hij zolang wel in de koeler van hun slagerswinkel. Het blijft een breekbare constellatie, want als lezer besef je dat Jonas de schijn niet kan blijven ophouden, zeker niet met een ontwapenende maar kritische achtjarige in de buurt. Tegelijkertijd bepaalt de bevreemdende actie volledig de plot: de kracht van het verhaal schuilt in de manier waarop Jonas zich uit diverse onverwachte situaties zal weten te redden. Zo was zijn moeder als 'dr. Linda' eindverantwoordelijke voor een brievenrubriek. Terwijl de eerste brieven druppelsgewijs binnenkomen, besluit Jonas ze onder zijn moeders pseudoniem te beantwoorden. Het vlotte, gejaagde vertelritme dat tot dan toe het verhaalverloop stuurde, raakt in een impasse. Jonas' alledaagse bezigheden in de totaal nieuwe situatie worden sec, bijwijlen fantasieloos gevolgd.
De knappe psychologische portrettering boet daardoor eveneens aan diepgang in. En dat schijnt de auteur zelf ook te beseffen: de introductie van een nieuw personage moet het verhaal een hernieuwde drive verlenen, wat echter bij een halfslachtige poging blijft. Heleen, een van dr. Linda's fans, duikt op ten huize Jonas en ontsluiert zijn geheim. Ze besluit Jonas bij te staan, al blijven haar plannen tamelijk dubieus. Dit nieuwe personage blijft ook erg oppervlakkig, wat eventueel aan haar Gefühlskälte toegeschreven kan worden. Het duo besluit een krankzinnig opgevat plan werkelijkheid te laten worden: ze zullen de dode moeder laten verdwijnen.
Allerhande praktische problemen die de dood van de moeder rechtstreeks en onrechtstreeks met zich brengt, worden handig omzeild, wat een erg makkelijke en ongeloofwaardige kunstgreep blijkt. Sporadisch duikt de ik-verteller op in de cursief gedrukte delen, die Jonas zelf blijkt te zijn, om de lezer aan te spreken en te wijzen op de moeilijkheden van zijn alter ego in het hoofdverhaal. Maar zijn interventies overtuigen niet langer, lijken slechts een krampachtige poging om de lezer van de geloofwaardigheid van zijn relaas te overtuigen. En dan mag een schijnbaar achteloze uitspraak als "De werkelijkheid mag dan misschien chaotisch en onoverzichtelijk zijn, maar een verhaal is niet het werkelijke leven", wel een belangrijke sleutel tot interpretatie van het verhaal lijken, als daaraan weinig binnen de werkelijkheid van de roman beantwoordt, blijft het bij een fraai geformuleerde volzin. Ook die zijn vrij schaars in Bevroren kamers. En regelmatig zien we te gezochte beelden en stilistische uitschuivers: "Ik zou je moeten vertellen over het grote geheim achter gesloten deuren en over de ellende van de wereld die via elektronische rivieren een huis binnenstroomt tot de kamers blank staan van verdriet", of "Aan de muur hing een ronde klok. De zwarte strepen van de uren vormden een stralenkrans rond zijn vaders hoofd." Nu zowel de uitdieping van personages als geheel van acties en gebeurtenissen niet langer blijft boeien, zijn het vooral de gevatte, spitsvondige dialogen, soms met filosofische ondertoon, die het verhaal nog de moeite van het lezen waard maken.
Maar al snel gaat het verhaal gebukt onder een veelvoud aan thema's, zoals de dood van de moeder, de vader als psychiatrisch patiënt, Jonas' verstoorde gevoelsleven, Heleen die geen emoties durft toelaten, een tragisch ongeluk. Sporadisch wordt de lezer nog op het verkeerde been gezet, maar overtuigen doen deze passages niet meer binnen een verhaal waarin de rode draad zoek is. De brieven die de moeder, alias 'dokter Linda', zelf verzon, geven een inkijk in de verstoorde gezinssituatie waarin de dood van een kind de gezinsleden van elkaar deed vervreemden, maar schragen de opzet van de zelfmoord onvoldoende. In een laatste cursieve passage treedt Jonas nog één keer als expliciet onbetrouwbare verteller op, die ronduit toegeeft dat het een bevreemdend verhaaleinde werd, en dat de lezer het waarschijnlijk liever anders had gezien. Tegelijkertijd ontneemt hij de lezer belangrijke informatie, die in een ultieme laatste brief van dr. Linda staat. Maar wil Jonas zelf de waarheid kennen? En belangrijker, wil hij die eigenlijk wel delen met de lezer?
De Leeuws doel wordt daarmee werkelijkheid: hij slaagt er met verve in om bevreemding te creëren, een idee dat aan de grondslag van deze cross-overroman ligt en hoewel origineel, niet baanbrekend is. Maar aan de uitwerking schort een en ander. Een boeiend en vernieuwend concept blijkt onvoldoende. Een teveel aan losse eindjes verhindert een coherente lezing. Nu blijft het vooral bij een verregaand inhoudelijk en stilistisch geëxperimenteer, waaraan overduidelijk nog geschaafd en gepolijst kon worden. [J]
Hide text