In de laatste tien jaar zijn enkele geschiedenissen van het Nederlands verschenen. De Brusselse taalkundige Roland Willemyns werkte zowel mee aan het wetenschappelijke Geschiedenis van de Nederlandse taal (Amsterdam UP, 1997 -- waarin hij het hoofdstuk Laatmiddelnederlands schreef) als aan het populariserende Het verhaal van een taal (Prometheus, 1995 -- waarin hij de hoofdstukken over het vroegste Nederlands, de dialecten en het Nederlands in België verzorgde). In beide werken werd de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen in een apart hoofdstuk behandeld. Willemyns vond dat het tijd werd voor een overzichtswerk dat zich exclusief op het Nederlands in Vlaanderen richt.
Taalcontact en taalconflict
roland willemyns : het verhaal van het vlaams
Die exclusiviteit is op zich al enigszins problematisch omdat taalkundigen en politici in Vlaanderen steeds kiezen voor de taaleenheid met Nederland, voor één Standaardnederlands (wat men ook de Lees verder
In de laatste tien jaar zijn enkele geschiedenissen van het Nederlands verschenen. De Brusselse taalkundige Roland Willemyns werkte zowel mee aan het wetenschappelijke Geschiedenis van de Nederlandse taal (Amsterdam UP, 1997 -- waarin hij het hoofdstuk Laatmiddelnederlands schreef) als aan het populariserende Het verhaal van een taal (Prometheus, 1995 -- waarin hij de hoofdstukken over het vroegste Nederlands, de dialecten en het Nederlands in België verzorgde). In beide werken werd de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen in een apart hoofdstuk behandeld. Willemyns vond dat het tijd werd voor een overzichtswerk dat zich exclusief op het Nederlands in Vlaanderen richt.
Taalcontact en taalconflict
roland willemyns : het verhaal van het vlaams
Die exclusiviteit is op zich al enigszins problematisch omdat taalkundigen en politici in Vlaanderen steeds kiezen voor de taaleenheid met Nederland, voor één Standaardnederlands (wat men ook de integratie-ideologie noemt). Een exclusief verhaal zou dan misschien het bestaan van een andere standaard, het Vlaams, kunnen suggereren, een bestaan waar Willemyns op zinspeelt in zijn titel. De provocerende titel staat haaks op wat de auteur bedoelt, want volgens hem is het woord 'Vlaams' als aanduiding van een taal een 'gallicisme' (dat in het Frans gewoon Nederlands betekent) en bestaat die taal op zich niet. En de auteur laat in het midden of er in de toekomst 'een Vlaams' ontwikkeld moet worden. Voor hem onderstreept het gallicisme "het bijzondere karakter van de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen".
Interessant is dat Willemyns een sociolinguïstisch perspectief op die ontwikkeling biedt (de sociolinguïstiek is de tak van de taalkunde die de sociale context van taal bestudeert). Vele neerlandici schrijven prescriptief: ze veroordelen de bestaande toestand, en suggereren hoe de taaleenheid kan bevorderd of opnieuw hersteld worden. Het gevolg is dat de bestaande toestand op zich eigenlijk weinig bestudeerd wordt (zie bv. het gebrek aan een beschrijving van het zo vermaledijde Verkavelingsvlaams), of dat men weinig aandacht besteedt aan de details van de taalgeschiedenis in Vlaanderen (er is bv. nood aan uitgebreid bronnenonderzoek i.p.v. een brede cultuurgeschiedenis), of nog, hoe bepaalde normen en attitudes over taal tot stand komen. Willemyns wil eerst een uitgebreide geschiedenis schrijven, met aandacht voor concrete bronnen en de inbedding van taal in de sociale en politieke geschiedenis, vooraleer de prescriptieve terreinen van de taalkunde (taalnormering, standaardisering, taalpolitiek) te betreden. Het gevolg is dat Willemyns een externe taalgeschiedenis heeft geschreven: zijn aandacht gaat uit naar de sociale context van het Nederlands, en niet of nauwelijks naar interne evoluties op het vlak van uitspraak, woordenschat en grammatica.
Centraal staan de sociolinguïstische begrippen 'prestige' en 'taalcontact'. Het is om redenen van prestige dat de hogere sociale klassen vanaf de Bourgondische tijd (14e eeuw) voor het Frans kozen. De Bourgondische heersers moedigden het Frans wel aan maar konden het niet afdwingen. Willemyns relativeert sterk de mythe van het opgelegde Frans dat al eeuwenlang in zwang zou zijn bij de Vlaamse elites en besturen -- bronnenonderzoek wijst erop dat het Nederlands nog overvloedig werd gebruikt tot aan de Franse inval eind 18e eeuw. Daarna zullen de verfranste Vlaamse elites zich omwille van hun prestige verzetten tegen het taalbeleid van Willem I en de beginnende Vlaamse beweging. Maar ook in die taalpolitiek van de Vlaamse beweging speelde prestige een cruciale rol: omdat men wou bewijzen dat het Nederlands even goed als een officiële standaardtaal kon dienen als het Frans, koos men voor de Noord-Nederlandse standaard. De gevolgen van die keuze, waarvan de politieke aard vergeten is, voelen we nu nog in de algemene oriëntatie van taalkundigen, intellectuelen en politici op de taaleenheid met Nederland.
Met de notie 'taalcontact' bedoelt Willemyns dat we de evolutie van het Nederlands in België moeten bekijken als een ontwikkeling in een meertalige context, waarvan de hoeken het contact met de Franstalige landgenoten, met de eigen bevolking (die ofwel Frans, Standaardnederlands of dialect spraken), en met de Nederlanders zijn. In hoofdstukken 10 en 11 analyseert Willemyns de Vlaamse beweging vanuit dit perspectief. De Vlaamse beweging verschijnt daaruit als een 'normale' beweging die een taal wil redden, d.w.z. niet anders dan in andere taalgebieden -- wel met enkele eigenaardige trekjes, zoals het West-Vlaamse particularisme. Willemyns benadrukt de politieke motieven van de beweging, motieven die vooral een invloed hadden op de attitudes van de Vlamingen, niet zozeer op hun taalpraktijk. Die taalpraktijk veranderde wel sterk na de Tweede Wereldoorlog omdat er toen meer contact was met Nederland, en vooral omdat de Vlaamse media en het onderwijs zo sterk het Standaardnederlands promootten. Media en onderwijs leverden meteen ook voorbeelden van hoe Standaardnederlands te praten en schrijven.
Onvermijdelijk moet Willemyns zijn overzicht beëindigen met een beschouwing van het Schoon Vlaams of Verkavelingsvlaams, omdat die taalvariant nu eenmaal symbool staat voor de huidige toestand van het Nederlands in Vlaanderen. En die toestand zou niet goed zijn, vinden vele neerlandici. Het ideaal van de taaleenheid wordt opgegeven door de Vlamingen (en door taalkundigen als wijlen Kas Deprez zelfs aangeprezen), die dan te 'zelfgenoegzaam', 'lui', 'verzakend aan het Verlichtingsideaal' en zo meer zouden zijn. Willemyns benadrukt echter dat we het Schoon Vlaams als een tussentaal moeten beschouwen, als "een onvermijdelijke consequentie van een spontaan taalveranderingsproces". Die tussentaal is een natuurlijke evolutie nu de Vlamingen steeds minder hun dialecten spreken en in hun informele taalgebruik een mix maken van elementen uit het Standaardnederlands en de dialecten, in het bijzonder het Brabants, dat het meest prestigieuze dialect is, o.m. omdat het zo vaak in de media (bv. soaps) wordt gebruikt.
Willemyns is zelf zeker een voorstander van de taaleenheid maar laat die voorkeur niet doorwegen in zijn analyse van taalvarianten in Vlaanderen, zoals je dat wel ziet in de culturalistische verklaringen van een Dirk Geeraerts (en natuurlijk ook Geert van Istendael). Hoewel Willemyns zijn sociolinguïstische perspectief nog wat harder had kunnen doordrukken in zijn analyse van de 'meertaligheid' van Vlaanderen, is het zo al bijzonder nuttig en releverend voor een beter inzicht in de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen. Zijn boek relativeert bepaalde mythes over ons taalverleden en slaagt erin de focus van de meeste neerlandici op de culturele en bijzondere context van het Nederlands in Vlaanderen te verleggen naar een focus op het universeel-natuurlijke karakter van ons taalgebruik en taalbeleid. [Chris Bulcaen]
Verberg tekst