Hij heeft de status van een popster en krijgt een staande ovatie van de hipsters op het muziekfestival Lowlands. Maar Karl Ove Knausgård is een vertwijfelde en bloedserieuze schrijver. DSL interviewde hem backstage.
Maria Vlaar
In 'Schrijver', het zojuist in vertaling verschenen vijfde deel in uw autobiografische romanserie 'Mijn strijd', beschrijft u hoe u als twintigjarige wanhopig verlangde om beroemd te worden. Nu bent u een gevierd schrijver. Is het wat u verwachtte?
'Nee, het is veel makkelijker schrijver te zijn dan ik toen dacht. Dat is wat ik geleerd heb: het gaat erom dát je schrijft, en dat goed genoeg te vinden. Dit boek is geschreven in acht weken. Het is precies het boek dat ik wilde schrijven toen ik twintig was.'
Waarom juist dit deel?
'Ik wilde toen schrijven over hoe het leven van twintigjarigen is, zonder enig moreel oordeel, realistisch, niet experimenteel. Maar op mijn twintigste was ik ervan overtuigd dat zo'n boek buiten mijn bereik lag. Ik zag mijzelf niet als een schrijver, daar was ik te simpel en te gewoon voor. Ik hield van voetbal en bier drinken. Mijn vrienden waren dichters en schrijvers, maar ik was een amateur, een intellectuele fraudeur die niet genoeg wist.'
U schreef het twintig jaar later. Heeft u die afstand in de tijd nodig gehad om uw leven als twintiger te kunnen beschrijven?
'Ja, maar ook als ik over het heden schrijf, heb ik afstand nodig. Schrijven is afstand nemen en ironiseren. Het is niet "ik" die schrijft, maar "ik" die kijkt naar iemand die schrijft. Ik weet veel dat mijn hoofdpersonage, ikzelf dus, niet weet.'
Heeft u dagboeken bijgehouden waaruit u kon putten?
'Toen ik twintig, eenentwintig was, maar die heb ik verbrand. Alles komt uit mijn geheugen en uit een aantal brieven die ik toen geschreven heb. En ik draaide muziek uit die tijd om in de juiste stemming te komen.'
Nu bent u de popster die u toen in uw dromen wilde worden?
'Ik wilde inderdaad popster worden. Dat was absurd, want het ontbrak mij aan muzikaal talent. En schrijver worden, mijn volgende ambitie, bestond voor mij uit slechts één droom: gepubliceerd worden door een uitgever.'
'Nadat mijn debuut goed ontvangen werd, duurde het nog jaren voordat ik begreep waar het werkelijk om ging: de waarde van schrijver zijn zit in het schrijven zelf. Alles daaromheen is in wezen onbelangrijk. Ik kan er wel van genieten, maar als het te veel wordt, kan het mij vernietigen. Het is alsof alle publiciteit rondom mijn werk iemand anders betreft; het staat zo ver af van mijn werkelijke leven.'
Het 'werkelijke leven' beschrijft Knausgård inMijn strijd als een dagelijks gevecht met zijn bestaan als vader, zoon en echtgenoot. De romancyclus lijkt geboren uit pure frustratie, deels voortgekomen uit de zelfgekozen gevangenis die het gezin heet. In het eerste deel,Vader, voert de hoofdpersoon strijd met zijn overleden alcoholische vader, in deel twee,Liefde, wordt Knausgård zelf vader en moet hij strijd leveren met zijn vrouw Linda en hun kinderen die zo snel achter elkaar geboren worden dat ze alledrie tegelijk in de luiers zijn en in buggy's moeten worden rondgereden. Knausgård schreef metLiefde een liefdesverklaring, niet aan Linda, maar aan de fenomenale gewoonheid van het leven. Inmiddels hebben hij en zijn vrouw, die zelf ook schrijver is, overigens al vier kinderen. In de delen drie en vier,Zoon enNacht, beschrijft hij hoe hij opgroeide van zoon, met een liefdevolle moeder in een gebroken gezin, tot achttienjarige leraar in een Noord-Noors dorp, waar de nachten lang duren en hij zichzelf nog helemaal uit moet vinden.Mijn strijd is boven alles de strijd tussen een klootzak en een liefdevol persoon, die allebei Karl Ove Knausgård heten.
U wordt, door uw familie en ook door lezers, immoraliteit verweten in uw nietsontziende beschrijving van mensen uit uw leven.
'Als je zo openhartig over jezelf schrijft, moet je dat ook over je relaties met anderen zijn. Theoretisch gezien had ik het ervoor over mijn vrouw of familie te verliezen. Ik heb mensen geofferd op het altaar van dit boek, en ik wéét dat dat niet goed is. Maar nietsontziend ben ik alleen over mijn vader en mijn grootmoeder. En die zijn allebei dood. Over de meeste mensen die ik beschrijf, zou ik duizendmaal ergere dingen kunnen hebben schrijven. Echte eerlijkheid bestaat niet in de literatuur. In een dagboek kun je wreed zijn, té hard voor publicatie, want dan kun je het niet meer corrigeren zoals je wel in het gewone leven zou doen. Maar ik schreef niet uit wraak, maar om mijn eigen leven te onderzoeken.'
En wat hebt u niet opgeschreven?
'Over mijzelf verzwijg ik niets. Ik schrijf over mijn seksuele tekortkomingen, bijvoorbeeld. Dat had ik ook kunnen laten. Ik keer mijzelf binnenstebuiten. Dat idee beangstigt mij niet, ik ben daarin bijna masochistisch. Toch zei een vriend me dat ik in het echte leven aardiger én vervelender ben dan in het boek.'
Waarom heeft u dat dan afgezwakt?
'Om mijn omgeving te beschermen. Maar niet om mijzelf anders voor te doen.'
In uw stijl lijkt u steeds op zoek naar tegenstellingen, naar dichotomie. Natuur versus mensen; landschap versus gezichten.
'Ik zoek beweging. Van het lage naar het hoge, van binnen naar buiten, van het dagelijks leven naar diepere gedachten. En ik probeer die beweging zo onzichtbaar mogelijk te laten plaatsvinden. Dat ritme zoek ik vooral in de eerste twee delen van de cyclus, de andere zijn meer rechttoe, rechtaan vertellingen.'
Levensecht?
'Schrijven is maken, vormgeven, tot de essentie komen. Het reële leven daarentegen is complex, vormloos. Dichotomie is een simpele en krachtige vorm. Mijn persoonlijkheid zit ook vol tegenstrijdigheden: ik ben verlegen, vol schaamte, en tegelijk extravert, "kijk mij eens". Ik heb ook aanleg voor manische depressiviteit. Dat onevenwicht maakt dat ik schrijf.'
Brengt schrijven u dan in balans?
'Het proces zelf wel, ja, dat is helend. Maar niet achteraf. Want wát ik schrijf, helpt mij niet in het leven, dat zou een absurde notie zijn.'
Veel lezers denken dat het verhaal in 'Mijn strijd' helemaal echt is, authentiek, waargebeurd. Stoort u dat?
'Nee, dat is de illusie die ik heb willen creëren. Die impact wilde ik dat het zou hebben: dat dit echt en waar is. Op een bepaalde manier ís het dat ook. Alleen schrijvers en weinig lezers zien hoe geconstrueerd het in feite is, de meeste lezers duiken er gewoon in en voelen mee.'
Authenticiteit, of de schijn ervan, lijkt steeds populairder te worden bij lezers en tv-kijkers.
'Er is naar mijn smaak te veel aandacht geweest voor de representatie, voor literatuur als methode. De lezer snakte naar "echt gebeurd". Maar over tien jaar zalMijn strijd ook als illusie en constructie gezien worden. Net als de naturalistische romans uit de negentiende eeuw nu als literatuur gelezen worden en niet meer als choquerend en "waar".'
'Ik wilde schrijven. Maar dat lukte niet, ik was immers helemaal alleen en eenzaam tot in de diepte van mijn ziel', schrijft u. Maar schrijven gaat toch alleen in eenzaamheid?
'Daar heb ik net een essay over geschreven. Het is een mythe dat je alleen moet zijn om te schrijven. Er is geen man of vrouw in de wereld die schrijft in eenzaamheid. Je hebt anderen nodig om te lezen, over literatuur te praten, te focussen.'
U verwijst in uw boek naar Knut Hamsun, Charles Bukowski, Marcel Proust. Hoe verschillend ook, het zijn alle drie schrijvers met een hooggestemd romantisch idee van het schrijverschap.
'Bukowski idealiseerde ik juist vanwege de romantische mythe van de schrijver. Aan Proust was ik verslaafd; maar ik ben liever verslaafd aan lezen dan aan alcohol, zoals mijn vader. Ik heb ook de aanleg tot verslaving. Ik realiseerde me achteraf dat ik met het schrijven vanMijn strijd, ook een soort verslaving, begon toen ik veertig was, precies de leeftijd waarop mijn vader echt verslaafd werd. De roes van het schijven werkt net als de roes van het lezen, ondervond ik.'
'Hamsun was een selfmade man die doet alsof hij zichzelf alles geleerd heeft. Maar als je beter kijkt, zie je dat er veel mensen in zijn leven waren met wie hij literatuur besprak.'
U slaat uzelf voortdurend gade met de ogen van anderen. Is dat niet erg vermoeiend?
'Ja, het is een mirakel dat ik hier zit! Nu ik ouder ben, is het wel minder geworden, ik voel nu een zekere vrijheid doordat ik respect krijg voor dit boek. In sociale settings, thuis, speelt het nog steeds. Maar in het schrijven zelf kan ik vrij zijn, niemand ziet me, ik ben zonder zelf, zonder schaamte.'
'Ik was in de VS voor de promotie van de vertaling, en als ik dan dingen zei als "ik haat mijzelf" of "ik vind mijn eigen boek niet echt goed" dan vatten zij dat als provocatie op. Schaamte verbaast ze!'
InThe New York Times publiceerde Knausgård onlangs een essay over beroemdheid. In de jaren 70 was het adagium in Scandinavië dat je vooral niet moest denken ergens in uit te blinken. Iedereen moest gelijk zijn, een bescheiden auto rijden, vooral gewoon zijn. De beroemdste foto van de Noorse koning Olav is als hij in de tram een kaartje koopt. De schaduwkant daarvan is dat het onmogelijk was om anders te zijn, bijvoorbeeld voor homo's. Knausgårds eigen hang naar roem is daardoor nauw verbonden met een groot gevoel van schaamte, legt hij uit. 'Maar schaamte is uiteindelijk veel beter dan schaamteloosheid', voegt hij meteen toe. De Scandinavische verzorgingsstaat en de onderlinge hulpvaardigheid zijn erop gebouwd, in zijn ogen belangrijke erfenissen. In wat voor auto hij nu zelf rijdt? Een Volkswagenmultivan. Er kunnen zeven mensen in, dus er kan nog één kind bij.
Het einde van deel 5 lijkt naadloos aan te sluiten bij deel 1. Waar gaat slotdeel 6 dan over?
'Dat speelt zich af vlak voor de publicatie vanVader. Er zitten essays in verwerkt over kunst, over Duitsland tussen 1900 en 1945, over een gedicht van Paul Celan. Het boek draait om morele en esthetische consequenties. Het was oorspronkelijk 1300 pagina's, ik heb het terug moeten brengen tot 1150. Maar daarvóór was er een andere versie, 400 autobiografische pagina's waarin ik bezig was de lezer te plezieren. Dat was heel slecht, ik was een kunstje aan het doen. Ik heb dat moeten weggooien. In plaats daarvan ga ik nu soms twintig pagina's los in een hyperrealistische beschrijving van iets kleins.'
Voor sommige lezers bleken de lange essays in het laatste deel een reden alsnog af te haken. Er waren critici die het te academisch vonden. Maar daar maalt Knausgård niet om. Hij wil juist laten zien dat academisch essayeren ook een manier is om de wereld te benaderen. Voor hem is reflectie op literatuur net zo goed deel van zijn leven als herinneringen aan zijn kindertijd. Hij wil blijven vernieuwen en niet in de val van de commerciële keuzes stappen. Verwachten de lezers een vervolg opMijn strijd? 'Ik kan niet aan de lezer denken als ik schrijf. Als ik probeer aan verwachtingen te voldoen, dan ben ik dood.' NaMijn strijd heeft Knausgård daarom besloten iets heel anders te doen. Hij gaat een roman schrijven die in een totaal andere wereld speelt: die van het DNA, moleculen, biologie. 'Vér van de menselijke psychologie', grijnst hij.
Maria Vlaar ■
Verberg tekst