Patrick Lateurs nieuwe Nederlandse vertaling van de Odyssee is al de veertiende in de rij. Luc Devoldere zet ze meteen aan de top. De verhalen van Homeros blijven reacties uitlokken.
Stel nu eens dat Odysseus na tien jaar vechten om Troje nooit thuis is gekomen op Ithaka. Stel dat hij zijn kompanen overtuigde om het avontuur te verlengen, het onmogelijke te durven. Hij vaart de Middellandse Zee uit voorbij de zuilen van Heracles- die daar geplaatst zijn als poortwachters - om uiteindelijk in een storm met man en muis te vergaan in het zicht van een hoge berg. Dante laat het in zijn Hel Odysseus overkomen: hij sterft in het aanschijn van de Louteringsberg. De dichter ontmoet de Griekse held in de hellekring van de bedriegers, meer bepaald de valse raadgevers. De Florentijnse dichter kende geen Grieks en de Odyssee van Homeros slechts indirect en fragmentair.
Eigenlijk is Odysseus helemaal geen romantische held, die hunkert naar het onbekende en de transgressie. Hij is een zwerver die thuiskomt, zoals de ondertitel van de nieuwe vertaling van Patrick Lateur luidt. Dat zwerven is onbedoeld. Zelfs de oorlog in Troje had deze held willen ontlopen. Toen men hem kwam rekruteren, deed Odysseus alsof hij waanzinnig was en zaaide zout op de akker. Maar Palamedes ontmaskerde hem door zijn pasgeboren zoon Telemachus voor zijn ploeg te gooien. Natuurlijk hield de vader de ploeg in.
Nostalgie
De Odyssee is veel minder een roadmovie dan algemeen aangenomen. Natuurlijk blijven de exotische oorden en figuren de lezer bij, de nimfen, heksen, reuzen en sirenen, ontsproten aan de verbeelding van een varend volk dat leefde bij gratie van de Middellandse Zee. Maar de reisverhalen (hoofdzakelijk verteld door Odysseus zelf) beslaan nauwelijks een vijfde van het tekstvolume. De handeling zelf speelt zich af in een luttele veertig dagen.
De Odyssee is uiteindelijk het epos van de nostos, de terugkeer naar huis. Odysseus lijdt aan 'nostalgie', maar dan een heel letterlijke: de pijn om de terugkeer, het lijden aan de telkens weer uitgestelde, vertraagde thuiskomst. Zeven jaar beklimt hij elke avond de sponde van een nimf die hem onsterfelijkheid belooft als hij blijft en elke ochtend zit hij op de oever uit te staren over het zilte zeevlak en te wenen - er wordt nogal wat afgeweend in dit boek. Als hij ook nog maar een rookpluim zou zien opkringelen boven zijn eigen land, dan wil hij wel sterven. Maar sterven zal hij niet. Daarvoor is de wil te sterk.
De nostos van Odysseus is die van een held die lang van huis is geweest en zijn positie als heerser, als echtgenoot en vader in dat thuisland opnieuw moet bevechten. Hij moet zijn vrouw en zoon (h)erkennen, terugwinnen en zich vergewissen van hun trouw. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Het geduld van Odysseus, zijn vasthoudendheid en incasseringsvermogen, zijn trage en sluwe methodes, zijn legendarisch geworden. Zijn epitheton ornans is dan ook polutropos, de wendbare, 'de man van vele listen', zoals Lateur vertaalt.
De Odyssee staat met de Ilias aan het begin van de Griekse en Europese literatuur. Het tweeluik wordt aan Homeros toegeschreven, over wie we bijna niets weten. De Grieken geloofden zonder enige twijfel dat hij had bestaan en dat hij beide werken had gemaakt en laten we dat dus ook maar doen. De Odyssee verruimt de setting van de Ilias - beperkt tot legerkamp, belegerde stad en vechtjassen - tot een wereld van prinsen en bedelaars, van wonderlijke oorden en vervaarlijke wezens. We komen in grotten en paleizen, in de hut van een zwijnenhoeder en de geheime slaapkamer van een vorst, gebouwd rond een olijfboom die tot een bed is uitgebouwd
.
Memorabele ontmoetingen
De Odyssee heeft een spoor van bewerkingen en variaties door de Griekse en Europese literatuur getrokken. Dat levert een stroom van teksten op en een netwerk aan boeken die verwijzen naar dit ene, wonderlijke werk. Zo gebruikt een van de sleutelboeken van de twintigste eeuw, Ulysses van Joyce, het grondschema van de Odyssee om een dag (16/6/1904) uit het leven van een man die rondwaart in Dublin te vertellen. Les aventures de Télémaque (1699) is een moraliserend-pedagogische roman (hoe wordt een adolescent man?) van de Franse schrijver Fénélon. Ik had het al over de Odysseus van Dante. Zijn alternatieve versie van de afloop van de Odyssee speelt een sleutelrol in een prachtig hoofdstuk van Primo Levi's Is dit een mens, waarin Levi een medegevangene in Auschwitz Italiaans probeert te leren aan de hand van de tekstflarden Dante die hij zich nog herinnert.
De sluwe mens
Dan heb ik het nog niet gehad over de ijzersterke scènes uit dit meesterwerk: de herkenningsscènes. Zoals de met luizen bedekte hond die zijn meester na twintig jaar herkent en kwispelstaart, maar niet meer op hem kan toelopen. Hij sterft gelukkig op een mesthoop. Of zoals de oude voedster die, als ze Odysseus de voeten wil wassen, hem herkent aan een litteken op zijn been, en zoals de vrouw die haar man herkent aan een bedgeheim. Memorabele ontmoetingen: tussen een bijna naakte, met pekel bedekte man van middelbare leeftijd, als drenkeling uitgespuwd op een strand, en een jonge prinses die niet wegloopt van angst, maar een gesprek aangaat dat tot alles kan leiden, maar natuurlijk tot niets leidt, tenzij gastvrijheid en een hoffelijk aftasten van elkaar (in latere verhalen zal de zoon van Odysseus, Telemachus, met deze Nausikaa trouwen). Een ontmoeting tussen een kleine mens en een gigantische reus: de krachtmeting tussen Odysseus en de cycloop wordt gewonnen door de sluwe mens. Odysseus had de kolos wijsgemaakt dat hij 'Niemand' heette, zodat hij kon ontsnappen want de reus, wiens enige oog was uitgestoken door Odysseus en zijn mannen, bleef roepen tegen zijn medereuzen: 'Niemand heeft mij uitgeblind.' De ontmoeting met de gestorven Achilles in de onderwereld blijft bij omdat de trotse held er zegt dat hij liever dagloner was in de bovenwereld dan koning in het schimmenrijk.
De moderne burger
De meest beklijvende, want levensgevaarlijke ontmoeting is die met de sirenen: Odysseus weet dat wie hun gezang hoort, verloren is; betoverd en aangezogen komt men dichterbij om te sterven aan hun voeten. Hij laat zich vastbinden aan de mast en strijkt de oren van zijn makkers dicht met was. Wanneer zij het eiland van de sirenen naderen, wordt hij inderdaad betoverd door hun lied en smeekt hij zijn makkers in hun richting te varen, maar die varen zonder hem te horen voorbij het eiland. Dat is de quintessens van Odysseus: hij staat open voor het nieuwe, verliest zich in het avontuur, maar altijd houdt hij zijn doel, thuiskomen, voor ogen. Hij geniet van het verbodene, maar weet zich te beperken. Hij betaalt nooit de prijs omdat hij vooruitziend is en dus verstandig. Voor Adorno en Horkheimer is Odysseus daarmee het prototype van de moderne burger die aan laffe zelfbescherming doet. De Odyssee is in hun ogen het verhaal van een verloochening.
Zo zit dit boek vol met verhalen die allegorieën en symbolen zijn geworden. Neem nu het verhaal van het kleed dat Penelope weeft. Om de vrijers op een afstand te houden weeft ze elke dag aan een kleed, dat ze 's nachts weer ontrafelt. Ze heeft immers beloofd een van hen te trouwen als het kleed af is. Guido Vanheeswijck heeft in zijn net verschenen boek, De draad van Penelope. Europa tussen ironie en waarheid, de metafoor van het kleed voorgesteld als een van de oermetaforen van het Europese denken: in zijn streven naar orde en betekenis, in zijn zoeken naar waarheid is Europa nooit tevreden, ontrafelt het altijd opnieuw wat het heeft geweven. Telkens weer probeert het andere draden, zet het een ander stramien op. Dat vermogen tot zelfkritiek, tot zelfcontestatie, de weigering een definitieve identiteit te aanvaarden, maar rusteloos altijd opnieuw te proberen, is Europees par excellence. Zo blijft de Odyssee ook allerlei reacties uitlokken. De Britse classica Mary Beard vindt het vroegste voorbeeld van pogingen om vrouwen het zwijgen op te leggen in de Odyssee: als Telemachus zijn moeder naar haar vertrekken stuurt en haar sommeert zich niet te bemoeien met de zaken die in huis worden besproken.
Hardop lezen
Patrick Lateur kiest, net als in zijn Iliasvertaling, voor rijmloze vijfvoetige jamben en een gedragen taalregister, dat hedendaags is en toch niet modieus.
De keuze voor jamben is terecht ingegeven door de overweging dat het jambische ritme het dichtst bij onze natuurlijke gesproken taal ligt. Opnieuw heeft de vertaler ons een tekst gegeven die onnadrukkelijk vormvast is en zich leent om hardop te lezen. Met dank aan zijn métier en het register dat hij in zijn eigen poëzie, die in de traditie staat van Anton Van Wilderode, zo goed beheerst.
Lateurs versie is de veertiende integrale vertaling van de Odyssee in het Nederlands. Als u het mij vraagt, blijft van de vorige alleen de prozavertaling van M.A. Schwartz uit 1951 naast die van Lateur overeind. Heldere annotaties, een register van persoons- en plaatsnamen en een interessant nawoord van Emilie van Opstall vervolledigen Lateurs werk. U weet wat u te doen staat.
Vertaald door Patrick Lateur, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 432 blz., 39,99 €.
Verberg tekst