De Bijbel is een fascinerend boek met een reeks basisverhalen van onze westerse cultuur en Guus Kuijer wil die ook voor ongelovigen toegankelijk maken. Aan Genesis ontleent hij de verhalen over Adam en Eva, de broedermoord van Kaïn, de Babelse spraakverwarring, de verwoesting van Sodom, Abrahams offer van zijn zoon, de ruzie van Sara met Hagar (rond draagmoederschap), de strijd tussen Jacob en Ezau (om eerstgeboorterecht), de verstoten Jozef die het tot onderkoning van Egypte brengt. Hij beschrijft ze meestal vanuit het perspectief van een vrouw of verschoppeling, die de tegenspeler van het (godvrezende) hoofdpersonage is. Omdat de titels alleen naar de vertelinstantie verwijzen (met naast Adam en Sarai, ook Cham, Selach en Ben-Oni) blijft het voor de meeste lezers onduidelijk waar een bepaald verhaal te vinden is.
Het scheppingsverhaal bevat de meeste innovaties en is ook het meest hilarisch. Het begint met ‘Het begon met een woord’ — ongeveer zoals het Johannesevangelie,…
Lees verder
De Bijbel is een fascinerend boek met een reeks basisverhalen van onze westerse cultuur en Guus Kuijer wil die ook voor ongelovigen toegankelijk maken. Aan Genesis ontleent hij de verhalen over Adam en Eva, de broedermoord van Kaïn, de Babelse spraakverwarring, de verwoesting van Sodom, Abrahams offer van zijn zoon, de ruzie van Sara met Hagar (rond draagmoederschap), de strijd tussen Jacob en Ezau (om eerstgeboorterecht), de verstoten Jozef die het tot onderkoning van Egypte brengt. Hij beschrijft ze meestal vanuit het perspectief van een vrouw of verschoppeling, die de tegenspeler van het (godvrezende) hoofdpersonage is. Omdat de titels alleen naar de vertelinstantie verwijzen (met naast Adam en Sarai, ook Cham, Selach en Ben-Oni) blijft het voor de meeste lezers onduidelijk waar een bepaald verhaal te vinden is.
Het scheppingsverhaal bevat de meeste innovaties en is ook het meest hilarisch. Het begint met ‘Het begon met een woord’ — ongeveer zoals het Johannesevangelie, waar het ‘Woord’ wel in een andere betekenis gebruikt is. Het eerste woord dat in Adams hoofd opkwam was ‘God’. Daarom kan hij beweren dat hij God geschapen heeft, tenzij dat een ingeving van God was. Toch is God de schepper. Toen hij een balletje wegwierp, spatte het in een enorme hoeveelheid brokstukken uiteen: de oerknal was een feit. Na een miljoen jaren volgde dan de eigenlijke schepping, waarbij ook Adam geschapen werd, die onmiddellijk vroeg: ‘Wie ben ik, waar ben ik en waarom ben ik?’. (Ondanks de soms spitsvondige theologische disputen beschrijft de auteur — een bekroond jeugdboekenschrijver — dit verhaal haast als een sprookje, met korte en eenvoudige zinnen, verkleinwoorden, herhalingen en bewonderende uitroepen.) Daarna komt de auteur pas echt op dreef en worden de verhalen levendiger en interessanter. Zoals dat in bewerkingen gebruikelijk is, schetst hij van bepaalde personages een beeld dat totaal van de traditionele voorstelling afwijkt. De vrome Abel is fanatiek en hooghartig, arkbouwer Noach een dronkaard die in zijn godsdienstwaanzin gevangen zit. In Babylon is de spraakverwarring al begonnen toen Selach (met zijn bouwvakkers) en zijn fanatieke vrouw (met haar aanhang) elkaar niet begrepen. Volgens Sara is Abraham een laffe kwezel, omdat hij zijn zoon wou offeren. Deze Sara is een van de interessantste en meest emotionele personages. Als vrouw heeft ze heel wat kritiek op wat haar man met God meemaakt. God bezoekt Abraham in de gedaante van drie ‘mooie, sterke mannen’. Hij wil een verbond met hem sluiten, maar dan moeten alle mannen en jongens van zijn gezin en personeel besneden worden. Hij belooft Abraham en Sara (resp. 99 en 75 jaar) een zoon. Dan brengt Hij een bezoek aan Sodom om te zien of die stad voor haar zedenverwildering verwoest moet worden. Als twee van de mannen die God voorstelden er in het huis van Lot overnachten, komen alle mannelijke inwoners van de stad samen voor Lots huis, omdat ze die twee ‘lekkere knullen’ willen ‘neuken’. Al deze gegevens vond de auteur in Genesis, waar de mannelijke inwoners naar de twee bezoekers (nu engelen) vragen om ze te ‘bekennen’. In dezelfde context komen (in brontekst en bewerking) nog andere actuele situaties aan bod, zoals het draagmoederschap en de vreemdelingenhaat (tegen de geïmmigreerde Lot). Zoals in de hele bewerking heeft Kuijer ook hier, via Sara, de twijfel en het ongeloof tegenover God geaccentueerd. Dat Hij in de gedaante van twee of drie mannen verschijnt, lost Abraham op door te concluderen dat bij God ‘ik’, ‘wij’ en ‘zij’ hetzelfde zijn, maar Sara vraagt hem toch welke van de drie dan eigenlijk God was. Bij de voorspelling van haar zwangerschap kan ze haar spottende lach niet verbergen. Ze protesteert heftig tegen het afsnijden van ‘een stuk van de lul’, en bij een later godenbezoek vraagt ze zich angstig af wat er bij de vrouwen zal moeten worden afgesneden. Als over de zonden van Sodom gesproken wordt, merkt ze op dat kwaadsprekers niet zelden hun eigen duistere genoegens verraden. Ze is bijzonder woest omdat in Sodom ook duizenden onschuldige kinderen omkwamen. Toch beheerst ze zich om te voorkomen dat zij als abnormaal beschouwd zal worden. Ze is van mening dat goden die menselijk worden, de ene vergissing op de andere stapelen, en niet meer over hun macht beschikken.
In een nawoord zegt de auteur dat hij de ‘worsteling met God’ ziet als ‘de worsteling met het raadsel dat leven heet’. Kuijer noemt zijn werk een Bijbel voor ongelovigen, maar enige Bijbelkennis zal het leesplezier zeker verhogen bij het ontdekken van varianten en het herkennen van parodiërende uitdrukkingen (als ‘Mijn God, waarom heb je hem verlaten?’, ‘Ik was een roepende in de woestijn’, ‘Zie de mens’). Meermaals last hij subtiel een flashforward in om spanning te verhogen en regelmatig wijst hij erop dat verhalen levende organismen zijn, waaraan iedere verteller iets toevoegt. In alle geval heeft hij deze verhalen vlot en luchtig, met veel humor en duidelijk ook met veel plezier naverteld. [Jef Ector]
Verberg tekst