‘Aan het begin was er water. / niets dan water, / een zee van water. / En er was ook Moer.’ Met deze ritmische zinnen begint Geert De Kockere zijn scheppingsverhaal, waarmee hij meteen een eigenzinnige draai geeft aan de Bijbel. Moer is een reuzin. Op de illustratie zie je enkel haar twee knieën, die als reusachtige rotsen uit het water steken. Op de volgende illustratie nemen de beelden het volledig over van de tekst: je ziet Moer in verschillende houdingen door het water kronkelen, het accent ligt op haar reusachtige billen, dijen en heupen. Haar hoofd is minimaal. Haar lichamelijkheid wordt ook in de tekst beklemtoond: meestal slaapt Moer, maar soms beweegt ze en moet ze giechelen ‘omdat het water kietelde. / Tussen haar benen.’Op een dag komt er iets uit het water gekropen, van tussen de benen van Moer: ‘Het was mossel noch vis. / Het was vis noch vlees. / Het was iets tussenin. / Iets dat pas bestond.’ Wanneer ‘Iets’ in Moers neus kruipt, moet die zo hard niezen dat ze uiteenspat…
Lees verder
‘Aan het begin was er water. / niets dan water, / een zee van water. / En er was ook Moer.’ Met deze ritmische zinnen begint Geert De Kockere zijn scheppingsverhaal, waarmee hij meteen een eigenzinnige draai geeft aan de Bijbel. Moer is een reuzin. Op de illustratie zie je enkel haar twee knieën, die als reusachtige rotsen uit het water steken. Op de volgende illustratie nemen de beelden het volledig over van de tekst: je ziet Moer in verschillende houdingen door het water kronkelen, het accent ligt op haar reusachtige billen, dijen en heupen. Haar hoofd is minimaal. Haar lichamelijkheid wordt ook in de tekst beklemtoond: meestal slaapt Moer, maar soms beweegt ze en moet ze giechelen ‘omdat het water kietelde. / Tussen haar benen.’Op een dag komt er iets uit het water gekropen, van tussen de benen van Moer: ‘Het was mossel noch vis. / Het was vis noch vlees. / Het was iets tussenin. / Iets dat pas bestond.’ Wanneer ‘Iets’ in Moers neus kruipt, moet die zo hard niezen dat ze uiteenspat. Zo ontstaan eilanden en werelddelen, op de illustratie wordt dat gebeuren gerepresenteerd in een explosie van gekleurde en gescheurde snippers. Op de volgende prent zijn die veranderd in een bontgekleurd landschap, vol van de meest exotische dieren.Pas als je nog een blad omslaat, zie je dat Iets een mensachtig wezen is, klein, wit en bloot. Ze ontwikkelt zich in harmonie met de natuur en met de dieren, ook al eet ze hen. Iets is altijd nieuwsgierig en zo ontdekt ze ‘Iets Anders’. Uit hun gemompel ontstaat de taal en al snel ervaren ze een nieuw gevoel. Elke nacht kruipen ze dicht tegen elkaar aan. ‘Eerst nog rug aan rug, / wat later buik tegen buik. / Gezellig lekker warm.’ Het duurt niet lang of de buik van Iets wordt dikker. Op de illustratie zie je voor het eerst dat ze borsten heeft. Op haar bolle buik staat een ooievaar en Iets Anders wuift haar koelte toe. Zo wordt ‘Iets van Niets’ geboren. Die groeit als kool en trekt al snel de wijde wereld in.Dan volgt er een grote sprong in de tijd: ‘Dat gebeurde lang, lang geleden’. Intussen kregen Iets van Niets en Ook Iets samen ‘Nog Iets’ en zo ging dat maar door, ‘wel zeven miljard keer Weer Iets’. De tijdsprong blijkt ook uit de prenten, waarop fietsen, auto’s en huizen verschijnen. Om zich niet te vervelen, beginnen de wezens te werken en later doen ze ook ‘iets met woorden. / Met klanken. / Met beelden. / En sommigen noemden dat .’ Pas dan noemen ze zichzelf ‘. Hiermee verheft De Kockere de kunst tot het meest wezenlijke van de mens.Het slotbeeld is niet toevallig gesitueerd in de wolken. Een mannelijke vliegenier draagt er een slapende vrouw in zijn armen. De handen die in de tekst centraal staan (‘Handen om te maken en om te strelen’) krijgen reusachtige proporties. Op het eind ‘streelt Iemand heel graag Iemand Anders.’ Het boek eindigt met een vraag aan de lezer: ‘Wat denk je?/ Ben jij ook zo iemand?’ Daarmee wordt het verhaal meteen een ode aan de liefde, als basis voor de voortdurende schepping.De poëtische tekst drijft op herhalingen, woord- en klankspelingen die de lezer geregeld op sleeptouw nemen: ‘Iets van Niets leerde lopen. / En rekken en strekken. / En plukken en bukken.’ Maar vaak ook doen ze hem struikelen. Vooral het spel met ‘Iets’ drijft De Kockere te ver door, waardoor sommige fragmenten te gekunsteld overkomen en ook moeilijk voor te lezen zijn.Het fascinerends zijn de illustraties van Inge Bogaerts. De uitbundige kleuren en ingenieuze composities zuigen je de beelden in. Daarin is een rijkdom aan invloeden verwerkt, van naïeve volkskunst via expressionisme en surrealisme tot abstracte kunt. Kunstliefhebbers kunnen referenties ontdekken aan tal van kunstenaars en illustratoren, van Chagall tot Dendooven. Dit maakt dat het boek niet alleen een scheppingsverhaal brengt, maar ook een verhaal in beelden over (kunst) scheppen. [Jan Van Coillie]
Verberg tekst